Maar Profi - een bijnaam afgeleid van ‘professor’ - is veel te intelligent voor een dergelijke eendimensionale voorstelling van zaken. Hij is een woordenkind, legt woorden en uitdrukkingen die hij hoort naast en tegenover elkaar. Maar wat in de encyclopedie helder lijkt, is in werkelijkheid troebel. Zeker, de omstandigheden zijn duidelijk genoeg en gemeten naar de geldende voorstelling van zaken is en voelt Profi zich ook schuldig.
Maar op die voorstelling van zaken valt veel af te dingen. De brigadier is bijvoorbeeld een zachtaardige man die niet werkelijk instemt met de handelwijze van zijn landgenoten. Is hij dus een verrader van zijn eigen volk en dus eigenlijk een medestander van de joden, zodat Profi juist géén verrader is? En hoe zit dat met die uitspraak van zijn moeder, dat wie van iemand houdt geen verrader kan zijn? Als je van niemand of niets houdt, dan is verraad niet mogelijk. Dus wie van iemand houdt is een potentiële verrader?
Panter in de kelder is een soort archeologie van het verraad, een boek waarin iedereen of niemand schuldig is, waarin trouw aan het één, ontrouw aan het ander niet uitsluit. In die zin is het boek vooral een wanhopige speurtocht naar goed en kwaad, naar wat rechtvaardig is en wat niet, naar een waarheid die overtuigd, krachtdadig handelen mogelijk maakt, want in de gegeven omstandigheden móet gehandeld worden. Profi, bedenker van het VOS, verlangt daar ook naar, maar zijn werkelijke verraad is misschien dat zijn eerlijkheid en intelligentie het hem onmogelijk maken die voor het handelen benodigde eenduidigheid ooit te vinden.
De roman laat zich moeiteloos verbinden met de huidige Palestijnse kwestie, maar ook met het lot van de joden door de eeuwen heen, met het kwaad in al zijn gedaanten, en in die zin is het ook een buitengewoon geëngageerd boek, maar zonder dat het ons de les leest. Panter in de kelder is veeleer vederlicht: humoristisch, lyrisch, ontroerend en niet zelden vertederend. Een boek waarin de kleine wanhoop van jongetjes niets minder dan het grote menselijk tekort te voorschijn roept.
Dichters & Denkers
Archeologie van het verraad
Wanneer ben je nu precies een verrader? Het is een vraag die in Amos Oz’ Panter in de kelder op vrijwel iedere bladzijde wordt gesteld en die eigenlijk heel eenvoudig te beantwoorden zou moeten zijn: de roman speelt in de zomer voor de stichting van de staat Israel, toen de Engelsen in Palestina de lakens uitdeelden. Als je zoon bent van ouders die ‘s nachts wel eens gewonde strijders van de Hebreeuwse Ondergrondse in huis krijgen en je bovendien met je speelkameraden een 'geheime’ organisatie hebt opgericht - VOS, ‘Vrijheid of Sterven’ - die plannen smeedt om een raket op Buckingham Palace af te schieten, dan ben je natuurlijk een verrader als je met de Engelsen heult. En Profi, zoals het jongetje wordt genoemd, ontmoet regelmatig een Engelse brigadier die hem ooit na de avondklok op straat inrekende en bij die gelegenheid aan Profi vroeg of hij hem Hebreeuws wilde bijbrengen. En dus kan Profi alleen maar instemmen met de tekst die één van de drie VOS-leden op een ochtend op de muur van zijn ouderlijk huis heeft gekalkt: dat hij een ‘laaghartige verrader’ is. Het VOS zal hem ‘berechten’.
www.groene.nl/1998/22