De vertrouwenscrisis in Den Haag smeult rustig door; het speelveld verandert ondertussen langzaam. Met de ‘nieuwe bestuurscultuur’ hing er aanvankelijk toch een zekere deemoed over het nieuwe kabinet. Een holle frase, zeker, maar je kunt je ook niet volledig aan de normerende kracht van zulke termen onttrekken. Dat lijkt nu voorbij.

In april verweerde minister Hugo de Jonge (cda) zich in het debat over de mondkapjesdeal met een semantische kunstgreep (‘niet betrokken bij de deal’, ‘wel betrokkenheid gehad’) – om een dag later de Kamer een veeg uit de pan te geven: te wantrouwend. Eind mei kreeg de Kamer weer een standje, van premier Rutte deze keer. Bij het debat over de sms’jes die Rutte van zijn Nokia verwijderde tijdens de coronacrisis. Zelf dagelijks niet-relevante sms’jes verwijderen, andere doorsturen, weer andere parafraseren voor een ambtenaar – ‘realtime archivering’. Het maakt een nauwgezette reconstructie van de besluitvorming tijdens de coronacrisis straks niet makkelijker. Des te pijnlijker voor een premier die voortdurend kritiek smoorde door te stellen dat we pas na afloop zouden gaan evalueren. Maar van scepsis wilde Rutte niets weten, zeg anders het vertrouwen maar op. En die assertiviteit is een blijvertje: ‘Ik ga daar vandaag in dit debat eens echt een keer flink tegenin en dat zal ik ook blijven doen; u kunt erop rekenen.’

Het echte venijn zat echter in het staartje van ‘Nokia-gate’. De Volkskrant had bij collega-ministers de coronagerelateerde sms’jes van en naar de minister-president opgevraagd. Om te controleren hoe Rutte zijn praktijk van ‘realtime archivering’ vormgaf. Vorige week vrijdag bleek dat de ministers weigerden daar inzage in te geven. Reden: de ‘eenheid van het kabinetsbeleid’. In strijd met wet en jurisprudentie, verklaarde hoogleraar staatsrecht Wim Voermans. Het belangrijkste nieuws: het kabinet heeft de rijen gesloten. Geharnast gaat het voortaan de Tweede Kamer te lijf – het moest maar eens afgelopen zijn met het wantrouwen en de transparantiezucht.

Wat zet de Kamer daartegenover? Afgelopen zondag kwamen politici van maar liefst vier oppositiepartijen aan het woord. Bij WNL op zondag waren dat de nieuwkomers Volt, ja21 en de BoerBurgerBeweging (bbb); in Buitenhof de pvda. Steeds werd de vraag gesteld: hoe komt het vertrouwen in de politiek terug? Bij de nieuwkomers was het chagrijn nog niet helemaal weggezakt. Althans, bij Joost Eerdmans (ja21) en Caroline van der Plas (bbb) niet. Toch kwamen er ideeën op tafel. De partijen waren opvallend eensgezind. En, soms na wat aandringen, ook behoorlijk zelf-reflectief. Debatten minder dicht op incidenten plannen (Volt), minder vaak een vragenuurtje (het ‘hijguurtje’, aldus bbb), juist een lánger vragenuurtje zodat er minder spoeddebatten nodig zijn (ja21) en vaste langetermijndebatten over grote onderwerpen (ook ja21). Dus vooral: als Kamer het voortouw nemen in minder hijgerige politiek. Volt’er Laurens Dassen zag bij het aanpakken van de bestuurscultuur ook nog een rol voor het duizenddingendoekje van gelote burgerberaden.

Kijk naar de vier oppositie-partijen. Controle en tegenmacht komen steeds centraler te staan

In Buitenhof was daar opeens Khadija Arib (pvda). Het verhaal is bekend. Toen Lodewijk Asscher begin 2021 als eerste en nog steeds enige partijleider de politiek verliet vanwege de toeslagenaffaire hoopte menigeen op Arib als opvolger. Lilianne Ploumen ging het doen (en nu alweer Attje Kuiken). Arib verloor in april 2021 de Kamervoorzittersverkiezing van Vera Bergkamp (d66). Arib doet nu belangrijke debatten, zoals de nieuwe regeling van partijfinanciering en de uithuisplaatsingen die mogelijk samenhangen met de toeslagenaffaire. Toch raakte ze enigszins uit beeld. Zowat een kwarteeuw Kamerervaring – alleen Kees van der Staaij (sgp) zit er langer – bracht Buitenhof ertoe om de vertrouwenscrisis aan Arib voor te leggen.

Voor Arib lag het antwoord met name in ‘hoe politici zich opstellen’. ‘Geven ze toe dat ze fouten hebben gemaakt? Want iedereen maakt fouten. Geven ze aan hoe ze die fouten willen herstellen?’ Ook hier: een minder hijgerige politiek. Een cultuur waarin het mogelijk is om fouten toe te geven. Of zoals het ideaalbeeld van politiek- en wetenschapsfilosoof Karl Popper luidt: een democratie waarin je stemmen binnenhaalt door fouten bij jezelf op te sporen en openlijk te erkennen. Dan kan twijfel politiek productief worden. En leiden tot beter bestuur en meer onderlinge tolerantie, in het besef, zou Popper zeggen, dat de ander gelijk zou kunnen hebben.

Volkskrant-journalist Kustaw Bessems schreef afgelopen weekend dat hij zocht naar de ‘sweet spot’ van zijn eigen wantrouwen. Hij was niet optimistisch. En Bessems heeft een punt: beargumenteerd wantrouwen verdwijnt in een draaikolk van ontwrichtende scepsis van FvD-snit én het ‘terechte weerwerk’ daarop. ‘Kom hier ooit maar eens uit.’ Inderdaad.

Toch ben ik optimistischer. Kijk naar de constructieve houding van de vier oppositiepartijen afgelopen zondag. Van links, midden tot de rechterflank. En dat ondanks de stevige woorden die van kabinetszijde zijn gevallen. Controle en tegenmacht komen in onze democratie steeds centraler te staan. Het is dan aan politici en burgers om, zoals filosoof Huub Dijstelbloem dat noemt, onze waakzame ogen in het ‘huis van Argus’ te trainen en te disciplineren. De Kamer wil wel, nu het kabinet nog.