Nynke van Hichtum, 25 jaar oud ©  I.H. Slaterus / Nationaal Archief / Spaarnestad Photo

Als 27-jarige wilde Sjoukje liever een ‘typisch oud mensje’ zijn, als schrijver in ieder geval. Het pseudoniem dat ze gebruikte verwees naar twee moeke-achtige Nynke’s die ze kende, beiden hadden een groot talent voor het vertellen van verhalen. In het voorwoord van haar debuut geeft de oude Friese dame haar lezers dan ook duidelijke instructies: ouders moeten de verhalen niet voorlezen aan hun kinderen, maar vertellen. Als ze daarbij het verhaal wat veranderen, soit. Daarvoor moeten ze natuurlijk wel éérst haar boeken lezen.

Van Hichtum is kritisch wat betreft kinderliteratuur: verhalen moeten kinderlijk zijn, maar niet kinderachtig (dus ‘geen laffe, lieve, zoetelijke, aardige praatjes over lieve zoete duifjes en zachte witte lammetjes, enz. enz.’) Ze moeten iets ‘echts’ hebben, een kern van liefde: ‘je moet het warme, liefdevolle hart van den auteur er in voelen kloppen’; de stijl moet vloeiend en los, de woordkeus eenvoudig en sober. Verhalen mogen echt niet alleen maar prikkelend zijn (actieboeken) en er moet vooral een opvoedende boodschap in zitten; de pedagogische kwaliteit stond voor Van Hichtum voorop. Kinderboeken mogen volgens haar absoluut geen politieke ideeën of overtuigingen bevatten.

‘Ze ergerde zich als ‘sociaal-democrate’ blauw aan verhalen waarin rijke kinderen vrijblijvend plezier maakten’, schrijft haar biografe Aukje Holtrop. Een beetje tegenstrijdig, want haar eigen verhalen gaan altijd over arbeidersgezinnen met wie het uiteindelijk goed komt omdat ze zo hard werken. Bij andere schrijvers is het persoonlijke wel politiek, bij haarzelf niet.

In die arbeidersgezinnen is de hoofdrol vaak weggelegd voor moeders; een lieve, zorgzame, zichzelf opofferende, hardwerkende vrouw die het gezin met elkaar verbindt, die zorgt dat het hele kaartenhuis niet in elkaar dondert. Iedereen aanbidt haar. Het komt op mij een beetje moedermaffia-achtig over.

Ik moet het natuurlijk in de tijd zien: moeder worden was nog de lotsbestemming van de vrouw, en als je als vrouw geïnteresseerd was in de wereld om je heen, interesseerde je je voornamelijk in het opvoeden van je kind: dát was de plek om de samenleving te beïnvloeden. Tegelijkertijd kon er in die tijd wel meer dan dat. Haar vriendin Nellie van Kol, ook een van de vrouwen op de straatborden in mijn wijk, richtte zich als schrijfster van kinderboeken en als sociaal-democraat ook streng tot moeders die met de juiste boekjes hun kinderen op de goede manier konden opvoeden. Maar Van Kol sprak zich óók uit over feministische kwesties. Ze kwam op voor anticonceptie, ze was voor voorbehoedsmiddelen, een eerlijke seksuele opvoeding, vrije liefde, geheelonthouding, vegetarisme. Dat doet Van Hichtum allemaal niet: ze houdt het bij kritiek over kinderliteratuur.

Kan ik haar als ‘hypocriet’ bestempelen, of komt haar houding eigenlijk gewoon neer op die van mijzelf: ik zie mezelf als betrokken, maar post online niks over solidariteit met Oekraïne. En wat had ik eigenlijk verwacht: dat ik elke schrijfster uit het verleden geweldig zou vinden?

In de roman A Ghost in the Throat (2021), recent ook vertaald naar het Nederlands, hemelt auteur Doireann Ní Ghríofa haar onderzoeksobject – de Ierse edelvrouw en dichter Eibhlín Dubh Ní Chonaill die leefde in de achttiende eeuw – wel helemaal op. Ondanks, of misschien wel dankzij, dat er maar één gedicht van haar is achtergebleven, en voor de rest niks. In alle teksten door derden wordt ze alleen vermeld als vrouw van, zus van, voor de rest is ze verdwenen uit de geschiedenis. Ní Ghríofa, die zelf onlangs is bevallen van haar derde kind, beschrijft in de roman haar eigen stroperige dagen die zich vullen met voeden, wassen, schoonmaken, voeden, in de tijd die overblijft probeert ze driftig iets te achterhalen over het leven van de dichteres; alsof ze met haar bestaan ook dat van zichzelf ophemelt. Een ‘female text’, besluit ze uiteindelijk, is meestal geen tekst op papier, het is dat wat ongeschreven blijft, de melk die van het ene lichaam naar het andere gaat, het mondelinge verhaal dat eeuwenlang doorverteld wordt, een gebreid broekje, kinderen, haar lijf. De opofferingen ja, maar ook de nieuwsgierigheid, de hartstocht. Misschien zit het verzet wel niet in een ‘post’, in een artikel over de voordelen van anticonceptie.

Zelf lijkt Sjoukje trouwens niet echt op al die geweldige moeders die ze optekende in haar boeken. Door haar zwakke gestel is ze vaak bedlegerig, soms weken van huis voor een kuur in het buitenland, ze stuurt haar kinderen naar een kostschool. Wel leest ze hun voor, ook uit eigen werk, en heeft ze tot haar overlijden een intieme relatie met haar zoon – al spant ze hem soms ook voor haar karretje, schrijft haar biografe Holtrop.

De twee Franse woorden courage en pose spoken door mijn hoofd als ik tot de kern van Nienke van Hichtum wil komen, schrijft Tineke Steenmeijer-Wielenga in een artikel over haar. Ze is heldhaftig, dapper, werkt tegen de klippen op. Maar ‘soms bekruipt me ook het gevoel dat ze niet helemaal “echt” is, dat ze een rol speelt’, niet dat Steenmeijer-Wielenga denkt dat ze onoprecht is, maar ze romantiseerde het arbeidersleven wel. Werkte graag met het clichébeeld: arm, maar gezellig.

Van Hichtum vond ook dat arbeidersvrouwen niet zouden hoeven te werken, maar komt zelf over als een vrouw die veel eigenwaarde haalt uit haar werk, die weet wat ze wil, graag gezien wordt, veel bezig is met haar eigen belangen, ambities heeft, helemaal niet zo gezellig is. Niet per se de ‘vrouwelijke’ eigenschappen die ze zo roemt in haar verhalen. Wél eigenschappen die ik bij mijzelf herken, en ook niet zo snel zou opschrijven. This is a female text.

Misschien is het niet zozeer de vraag waarom Van Hichtum niet betrokken was, maar waarom Van Kol wél.