Daarmee hoort ze in het opmerkelijke rijtje artiesten dat in Nederland veel groter is dan in eigen land en in de rest van Europa: Toto, Venice, Live, Lionel Richie.Twee jaar geleden stond ze geprogrammeerd op Paaspop, de jaarlijkse opening van het festivalseizoen, in Schijndel. Ze stond nogal ongelukkig geboekt: na middernacht, in een enorme tent. Het was stervenskoud. Beth Hart heeft veel fans, maar die nacht waren die niet in Schijndel. Ze stond in een vrijwel lege tent voor een klein groepje verkleumde liefhebbers. Het was onbedoeld de grote test. Een artiest die in zulke barre omstandigheden nog steeds niet valt voor het chagrijn, maar onverminderd speelplezier tentoonspreidt of in ieder geval geloofwaardig acteert, kan de wereld aan.

Dat kan Beth Hart dus; ze was vastbesloten het plukje mensen in de enorme tent op te vreten, en dat lukte.

Haar overtuigingskracht op het podium is enorm: ze is charismatisch, stoer, kwetsbaar, zeer fysiek, en haar rauwe, doorleefde stem (ergens tussen Anouk en Lucinda Williams) gaat op de beste momenten door merg en been. Een album dat ook maar in de schaduw kan staan van die overtuigingskracht op het podium heeft ze nog nooit gemaakt, en Better Than Home (in Nederland eerder verschenen dan in de rest van de wereld, en binnengekomen op de eerste plaats van de albumlijst) is dat album ook niet.

Daarvoor zijn haar arrangementen te braaf en is de productie te keurig. Eigenlijk best merkwaardig, omdat live die rafelranden juist haar kracht zijn. Maar bepaald geen uniek probleem bij verklaarde podiumartiesten: onder meer Pearl Jam en Bruce Springsteen hebben ook nog nooit een studio-album gemaakt dat recht doet aan hun live-prestaties: hun beste platen zijn de liveplaten.

Dat is bij Beth Hart dan ook weer lastig, want haar Live in Amsterdam van vorig jaar was de weergave van haar samenwerking met Joe Bonamassa, een dijk van een gitarist, maar zoals alle mannen die ‘meestergitarist’ worden genoemd ook neigend naar een hoeveelheid solo’s die Hart enigszins naar de achtergrond drukte.

Harts nummers hebben de blues. Niet zozeer stilistisch, maar wel thematisch: het zijn feitelijk levensliederen, nummers vol smart, waarin de wet wordt gebroken, de fles wordt geopend en als echt alles tegen zit ook het gebed wordt aangeheven. In Trouble bezingt ze de ‘wrecking ball’ die de laatste twee jaar opvallend vaak langskomt in de popmuziek: eerder kreeg de metafoor van de sloopkogel al een prominente plaats in nummers van Ryan Adams, Miley Cyrus (opvallend genoeg gecoverd door hardcoreband BoySetsFire) en Bruce Springsteen. In St. Theresa gaat ze nog verder in het zoeken naar woorden die een nieuw begin aankondigen: daar klinkt ronduit Halleluja.

Wat aan het levenslied kleeft, per definitie, is het cliché (‘I may be poor, but I’m rich on the inside’, tegeltekstdicht Hart op haar nieuwe album). Dat cliché is zelfs, zou je kunnen zeggen, de voorwaarde ervoor. De afrekening vindt plaats op andere fronten. Geloofwaardigheid, hoorbare doorleefdheid, inzet. En de snik. Aan niets daarvan heeft Beth Hart enig gebrek.


Beth Hart, Better Than Home (Mascot). Beth Hart speelt 11 juli op North Sea Jazz.


Beeld: Hart in 2014 (Jacques Chiesa / Flickr.com)