In zekere zin lukte het Pat Barker niet om haar eigen belofte waar te maken: De stilte van de vrouwen beloofde het verhaal van de Ilias nu eens niet te vertellen vanuit de zwetende, moordende, heroïsche mannen, maar vanuit de vrouwen. Vanuit Briseïs, om precies te zijn, de tot seksslaaf gemaakte Trojaanse die door Agamemnon van Achilles wordt afgepakt en daarmee de aanjager is van de hele klassieke vertelling, die van Homerus maar een paar regels tekst kreeg. Barker wilde dat herstellen. Maar ze hield het niet vol: naast het perspectief van Briseïs duikt halverwege haar roman toch ook het vertelperspectief van Achilles op, alsof ze niet zonder kon, alsof hij simpelweg te groot en te beroemd was om buiten beschouwing te laten. De Ilias blijft zijn verhaal.
Maakt niets uit, vond ik. In speels proza, vlug en ongrijpbaar als zand, raast Barkers Briseïs door de overbekende vertelling in een aaneenschakeling van slimme, oplettende, meedogenloze, warm empathische observaties, waardoor haar verhaal als volkomen origineel leest. De gegijzelde Briseïs werd er een stuk interessanter van dan Achilles de slager.
Misschien vergis ik me, maar van de jonge garde Nederlandse schrijvers heb ik meestal wel globaal een idee door wie en wat ze geïnspireerd zijn, naar wie ze opkijken, in wier voetsporen ze willen treden. Met uitzondering van Maartje Wortel dan. Op een of andere manier valt wat ze maakt een-op-een samen met wie ze is. Haar boeken zijn onvergelijkbaar, zo ook Dennie is een star , een redelijk autofictioneel verhaal over iemand die te midden van filosofische vriendinnen en rancuneuze exen een kat neemt – Dennie – op wie ze een soort zingeving projecteert. Dennie als halfgod. Het boek voelt niet aan als een roman, maar als het leven, hoekig, ongecontroleerd, zonder een terechte oorzaak en gevolg. Arme Dennie.