Met de intenties leek vorig jaar in elk geval niks mis. Tastbare resultaten moest de eerste conferentie opleveren, hadden de organisatoren gezegd. Het mocht vooral geen vrijbllijvend discussiecircus worden. En dat werd het ook niet. Er kwamen voorstellen voor experimenten, hele en halve oplossingen. Verkenningscommissies zouden een jaar na dato melden wat er met dat alles was gebeurd. Dat zou een beeld opleveren van een brede landelijke strijd tegen de armoede.
Maar wie die verslagen leest, komt een opsomming tegen van reeds bekende problemen en voorstellen voor verder onderzoek. Verder onderzoek? Alsof armoedeonderzoeker Gerard Oude Engberink niet halverwege de jaren tachtig al waarschuwde dat de woonlasten van de minima volledig uit de hand zouden lopen. Alsof begin jaren negentig niet duidelijk was dat mensen die langdurig op een minimumuitkering zijn aangewezen elke maand in het rood eindigen. Alsof Tilburgs onderzoek al niet had uitgewezen dat meer dan de helft van de bijstandsgerechtigden geen gebruik maakte van hun recht op huursubsidie of bijzondere bijstand.
Vanwaar dan die herhaling van zetten? Het simpele antwoord luidt dat het ontbrak aan centrale regie. Het vervolg van de eerste armoedeconferentie had een gestructureerde aanpak moeten zijn. Het kabinet had zich met de gemeenten moeten afvragen wat het probleem is, wie bij de oplossing moet worden betrokken en welke stappen er vervolgens moeten worden genomen. Er had een filosofisch kader moeten komen, en geld. Armoede had kortom een plaats moeten krijgen op de ‘agenda voor de eenentwintigste eeuw’.
In plaats daarvan dacht men genoeg te hebben aan een paar compenserende maatregelen: wat extra huursubsidie en bijzondere bijstand om het inkomensprobleem op te lossen en additionele banen om het participatieprobleem uit de wereld te helpen. Met als gevolg dat minima nog steeds zes loketten af moeten om hun schamele kostje bij elkaar te schrapen, dat de schulden nog steeds toenemen, dat de gemeenten het nog steeds moeten zoeken in lapmiddelen en dat de additionele banenmarkt langzaam maar zeker verstopt raakt.
Het alternatief is toegeven dat de nadruk op fraudebestrijding alleen maar heeft geleid tot een explosie van oninbare schulden en dat het adagium ‘werk, werk, werk’ grote groepen mensen geen enkel soelaas biedt, kortom, dat we met het beleid van het afgelopen decennium politiek op de verkeerde weg hebben gezeten. Met als gevolg het politieke zwartepieten over wie het zover heeft laten komen. Een onaantrekkelijk vooruitzicht, zo vlak voor de verkiezingen. Vandaar al die bewindspersonen daar in Ede en vandaar die magere stukjes in de krant. Armoede is nooit ‘in’.