Hij heeft in zijn eentje al meer mensen uit de armoedeval ge haald dan de hele Wereldbank bij elkaar. «De beste armoede bestrijder ter wereld», noemde het tijdschrift Ode deze innemende Aziaat niet voor niets. Hij hanteert een onorthodoxe mix van liberale standpunten, maar gaat daarbij altijd uit van het belang en de leefwereld van de miljarden have-nots. Yunus reist onvermoeibaar de wereld rond om politici, technocraten, ngo’s en wereldleiders te overtuigen van zijn vernieuwende concepten in de strijd tegen het nog altijd enorme armoedeprobleem.
Aan de vooravond van de VN-top over ar moedebestrijding, de volgens vele waarnemers beschamende vertoning van vorige week in New York, waarschuwde hij nog voor een mislukking. Muhammad Yunus: «De wereld leiders hebben in 2000 afgesproken dat armoede met de helft moet zijn teruggebracht tegen 2015. De centrale vraag die iedereen aan hen moet stellen is: hebben we het aantal armen al met een derde teruggebracht? Hebben jullie enig overzicht per land, per provincie, per stad, per dorp? En wat gaan we nu verder concreet doen? Ik ben optimistisch over de millenniumdoelstellingen, als men tenminste op het terrein zelf meet wát er wordt gerealiseerd. An ders lukt het niet.»
Aan dat soort vragen kwamen de wereldleiders niet eens toe. Gezien de bijzonder povere resultaten van de VN-top ziet het ernaar uit dat Yunus voorlopig meer zal blijven realiseren met zijn schamele microkredieten dan de klassieke miljoenen aan ontwikkelingshulp. Want ook al komt er meer geld, het blijft een schaam lap voor de afhankelijkheidsrelatie van Zuid naar Noord. Nog steeds is er onvoldoende aandacht voor de kwaliteit van de hulp, laat staan dat wereld leiders over de oorzaken van armoede reppen.

Bent u het eens met de stelling dat de armen meer hebben aan schuldkwijtschelding en af schaffing van westerse landbouwsubsidies dan aan ontwikkelingshulp?
Muhammad Yunus:
«Wat schulden van overheden betreft, vraag ik me af wat er gebeurt als je die kwijtscheldt. Allereerst heb je minder invloed bij die overheid. Ik zie niet hoe schuldkwijtschelding arme mensen zal helpen. Wat doet een overheid met die miljoenen dollars die vrijkomen als ze niet meer moet afbetalen? Wapens kopen? Een monument voor de president bouwen? Dat is de belangrijkste vraag. Ik ben tegen een streep trekken door de leningen. Ik zou als internationale donorgemeenschap tegen overheden zeggen: u moet wel degelijk blijven aflossen, maar niet aan ons. Stort dat geld in een nieuw fonds in uw land en wij kiezen de beste mensen om dat fonds te managen om er zo voor te zorgen dat alleen arme mensen er beter van worden.
Mijn centrale uitgangspunt bij dit vraagstuk is dat het niet de armen zijn die armoede hebben gecreëerd. Armoede wordt gecreëerd door instituties die we hebben opgericht en het beleid dat we voeren. Armen zijn slacht offers. Bijgevolg moeten we het beleid en de instituties, zoals het bankwezen, veranderen. Het is heel simpel: in deze wereld kun je geen dollar verdienen zonder er eerst een te hebben. Maar niemand wil die armen die eerste dollar lenen. Ja, woekeraars wel. Maar als je dan je tweede dollar verdient, pikken zij die in via de hoge rente. De zogenaamde armoedeval. Van de zes miljard mensen op de planeet hebben er vier miljard geen toegang tot een bank. Wat voor instituties zijn dat, die vier miljard mensen uitsluiten? De echte vraag is dus niet of mensen kredietwaardig zijn, maar of banken menswaardig zijn of niet. Winst is absoluut geen vies woord. Maar het zaken doen moet óók gericht zijn op mensen. De Grameen Bank heeft bewezen dat die combinatie mogelijk is.»
Hoe bent u op het concept microkrediet gekomen?
«De directe aanleiding om te beginnen was een hongersnood in Bangladesh in 1976. Ik voelde me vreselijk omdat ik aan de universiteit elegante economische theorieën onderwees, terwijl mensen bij bosjes stierven. Ik voelde me leeg en dacht dat ik ondanks mijn theorieën misschien als mens wel iets kon doen. Dat is uitgegroeid tot de Grameen Bank met zestienhonderd afdelingen en in totaal veertienduizend werknemers. Toen ik begon was de intentie niet om een bank op te richten. We wilden alleen aan de gevestigde bankwereld bewijzen dat het wel degelijk kon: armen een kleine lening geven en tegelijk winst maken. Mijn ambitie was aanvankelijk heel beperkt. Ik zag hoe mensen voor een piepkleine lening afhingen van woekeraars. Ik vroeg me af of dat niet anders kon en deed een onderzoekje in een dorp naar het lenen van geld. Dat resulteerde in een lijst met 42 namen die samen welgeteld 27 dollar hadden geleend. Ik dacht: mijn god, we hebben het in de hulpbusiness over miljoenen dollars, maar bij deze mensen ging het om nog niet eens een dollar die ze per persoon nodig hadden maar die ze niet bij een reguliere bank konden lenen. Ik gaf ze dat geld uit eigen zak en zei dat ze dat aan de woekeraars moesten terugbetalen om zich vrij te kopen. En ik vroeg me af waarom ik niet door zou gaan als ik zoveel mensen blij kon maken met zulke kleine bedragen. Ik ging bij gewone banken hulp vragen. Ze weigerden stelselmatig. Toen begon mijn echte strijd met het bankwezen. Ik lobbyde hogerop in de hiërarchie, maar overal hoorde ik dat de bank geen geld kon lenen aan arme mensen: ‹Ze zijn niet kredietwaardig en kunnen een lening niet terugbetalen.› Ik vroeg hoe ze dat zo zeker wis ten, ze hadden het immers nog nooit ge pro beerd! Uiteindelijk lukte het na maanden lobbyen om leningen los te krijgen door me zelf garant te stellen.
In Bangladesh hebben we nu vijf miljoen leners waarvan driekwart niet meer in extreme armoede leeft. Wij definiëren armoede niet als leven van een of twee dollar per dag. Wij gaan voor elk gezin tien parameters na: heeft het gezin een solide dak boven het hoofd? Toegang tot drinkwater en elektriciteit? Gaan de kinderen naar school? Als het antwoord op al die tien vragen positief is, dan leven ze niet meer in armoede.»

Inmiddels is 2005 uitgeroepen tot het VN-jaar voor microkrediet, een concept dat nu wijd verspreid is. Had u dat dertig jaar geleden verwacht?
Muhammad Yunus:
«In 1997 hadden we de internationale top over microkrediet in Washington met zo’n drieduizend bureau craten van instellingen als de Wereldbank enzovoorts. Op dat moment hadden wereldwijd zeven miljoen families, waarvan vijf miljoen in Bangladesh, toegang tot microkrediet. Grote commerciële banken als Citibank en Deutsche Bank doen nu ook aan microkrediet, niet als core business, maar op een incidentele wijze via hun goede-doelen-stichtingen. Op zich is het goed dat dit soort banken zich ermee bezighouden – misschien zien ze het licht – maar omdat ze hun mensen niet trainen rond microkredieten wordt het meestal niet goed gedaan. Bij microkrediet gaat het om leningen en niet om liefdadigheid: de kern en schoonheid ervan is de discipline van bijna honderd procent terugbetaling. Die top in 1997 besloot met een ambitieuze doelstelling: in 2005 moesten dat honderd miljoen families zijn. Elke journalist in Washington verklaarde ons voor gek. Toen, en zeker dertig jaar geleden, leek dat aantal ook onvoorstelbaar, maar het ziet ernaar uit dat we dat aantal gaan halen tegen het einde van dit jaar. En tegen 2015 willen we 175 miljoen mensen bereiken. Een soort negende millenniumdoel, omdat we ook willen dat van die 175 miljoen mensen er honderd miljoen uit de armoedeval geraken.»
Uw standpunten gelden als controversieel.
(lacht)
«Tja, in de economische theorieën vind je geen antwoord op de vraag wat nu eigenlijk de oorzaak van armoede is, omdat die gaan over het creëren van nationale welvaart en niet over hóe mensen arm worden. Men praat over landen die arm zijn en niet over individuen. Maar omdat armoede een zo grote realiteit is geworden, moest men het wel gaan uitleggen. Dat doet men met algemene argumenten, zoals onvoldoende werkgelegenheid. Als je maar genoeg economische groei hebt, creëer je banen en neemt de armoede af. Het standaardverhaal. Ik stel de vraag: hoeveel banen moet je in een arm land als Bangladesh creëren om de werkloze armen in ons economisch systeem te absorberen? En wanneer zal dat gebeuren? Ik zeg u, hoeveel investeringen de internationale donoren ook komen doen, het is geen oplossing voor ons. Het is een achterhaald concept.
Arme mensen kunnen op twee manieren aan een inkomen geraken: een vaste job of zelf werk scheppen. Van dat laatste wordt veel te weinig uitgegaan. Door mensen toegang tot kleine kredieten te geven kunnen ze hun eigen werkgever worden. Kijk naar de arme landen in Azië: Indonesië, India, Bangladesh – arme mensen zijn altijd wel met iets bezig, of het nu als schoenpoetser is of als riksjarijder. Ze leveren diensten, meestal in opdracht van een ander. Zelfs de schoenpoetser huurt zijn materiaal van iemand, waardoor hij zelf weinig overhoudt. Als hij geld kan lenen van een bank en zijn eigen materiaal koopt, kan hij in plaats van huur betalen de lening afbetalen en bin nen zes maanden zélf eigenaar zijn én meer overhouden.»

De G8 kondigde begin juli aan dat de ontwikkelingshulp verdubbeld zal worden. U bent daar kritisch over. Waarom?
Muhammad Yunus:
«Over het algemeen creëert de ontwikkelingshulp geen capaciteit, maar wel afhankelijkheid. Bangladesh ontvangt als straatarm land ieder jaar ongeveer twee miljard dollar. Na dertig jaar is dat zestig miljard dollar! Ik vraag me af waar dat geld is gebleven. Je ziet er nauwelijks iets van. Ja, een weg hier en een school daar. Ik ben niet kritisch over de hoeveelheid hulp op zich. Maar belangrijk in die hele hulpbusiness is dat de focus altijd ligt op de kwantiteit en niet op de kwaliteit.
Dus verdubbelen is mooi, maar de G8 heeft er niet bij verteld dat de kwaliteit en de efficiëntie van de hulp veel beter zal worden. Gewoon op dezelfde manier via dezelfde kanalen extra geld rondpompen, zal alleen maar meer corruptie opleveren. Als je de effectiviteit van ontwikkelingshulp verhoogt, kun je de hulp misschien juist halveren.»