Elk taalgebied kent wereldberoemde schrijvers van wie niemand daarbuiten ooit gehoord heeft. Ik vermoed dat Gabriel Zaid daar één van is. Uiterst productief als dichter, criticus en essayist moet hij het buiten zijn geboorteland Mexico stellen met een op z’n best uiterst marginale bekendheid. Zijn essay Los demasiados libros deed er 35 jaar over om in het buitenland te worden opgemerkt. Maar toen ging het snel, met vertalingen in het Engels, Portugees, Duits en nu ook in het Nederlands.

Veelzeggend genoeg verscheen Zo veel boeken (uitg. Bert Bakker) zonder enige bio- of bibliografische informatie, alsof het boek drie jaar geleden uit het niets was opgedoken in de (sterk herziene) Engelse versie van waaruit het is vertaald. Daarmee illustreert het ongewild wat het zelf betoogt: het gaat er in de boekenwereld buitengewoon chaotisch aan toe.

Vreemd is dat niet. Sinds de tijd van Gutenberg is de boekproductie gestegen van 0,2 tot 167 titels per miljoen aardbewoners en aanvankelijk ziet Zaid in die rijkdom hoogstens aanleiding tot een ironische paradox: «Er worden in zo’n hoog tempo boeken gepubliceerd dat ze ons exponentieel onwetender maken.» Maar gaandeweg wordt de toon zorgelijker.

Te midden van een groeiend aanbod aan titels wordt niet alleen de kans dat de lezer vindt wat hij zoekt steeds kleiner, ook de kans van de auteur om zijn werk uitgegeven te krijgen wordt dat. Terwijl het groeicijfer van het aantal titels dat van de bevolking exponentieel overstijgt, gaat dat van het aantal would-be auteurs daar op zijn beurt weer meetkundig overheen. Zelfs de meest publiceerbeluste uitgevers zijn daartegen niet meer opgewassen.

Meer dan vier op de vijf Amerikanen schijnen inmiddels te spelen met de gedachte een boek te schrijven. Slechts een kleine minderheid slaagt daarin en een steeds groter deel daarvan doet dat uit loutere plichtsoverwegingen. «Academische, professionele en leerboeken maken in de meeste landen de helft van de markt uit», zo stelt Zaid vast. De universitaire cultuur van «publiceren of pleite» – zoals de nogal matige Nederlandse vertaling voor één keer trefzeker formuleert – draagt zo flink aan het dreigende boekeninfarct bij. «Verspilde bomen worden als economische groei geregistreerd», mijmert Zaid mismoedig: «Middelmatige, onnodige en ronduit slechte boeken […] als academische verdiensten.»

Een paar jaar geleden stelde de boekhistoricus Robert Darnton al vast dat academici, vooral in de humaniora, hun publicaties steeds moeilijker uitgegeven krijgen, terwijl hun beroepsreputatie daar wel van afhangt. De oplossing zag hij liggen in het internet en de elektronische publicatie, terwijl Zaid zijn hoop eerder stelt op printing on demand. Het kernprobleem is daarmee echter nog niet opgelost: hoe vinden al die boeken de lezers die bereid zijn niet alleen hun geld maar vooral hun tijd aan het geschrevene op te offeren?

Dat een boek zonder lezers geen zin heeft, wordt immers niet alleen door het beginsel publish or perish op hooghartige wijze genegeerd. Van zelfgedroomde schrijvers is ook maar een klein deel bereid de vruchten van anderen te lezen, zo stelt Zaid sarcastisch vast. Van hoog tot laag lijkt de boekenwereld aangestoken door het dwaallicht van de
aanbod-economie, die hoopt dat een overkill aan productie zijn eigen vraag zal scheppen.

Maar het schaarse product is in deze branche al lang het boek niet meer. Binnen de kostenberekening van het lezen is de aanschafprijs van het boek verwaarloosbaar laag geworden tegenover die van de benodigde tijd. Alleen voor wie die laatste goedkoop of zelfs gratis is, is boeken lezen nog betaalbaar, zo luidt Zaids meest hilarische paradox. Lezen werd op die manier «een luxe van de armen, de zieken, gevangenen, gepensioneerden, studenten».

En van de vrouwen, zo zouden we daaraan kunnen toevoegen. Als we de
inkomensstatistieken en Zaids gedachtegang mogen geloven, dankt deze grootste lezersgroep haar boekenliefde mede aan de «luxe» van haar minvermogendheid.