Zijn allerlaatste concert gaf Arno Hintjens op 25 februari in Kursaal, het befaamde theater in zijn eigen Oostende, de Belgische badplaats waar de glorie zo fraai Vlaams is vergaan en waar Karl Marx een deel van zijn Communistisch Manifest schreef. Hij begon met Solo Gigilo, in de nieuwe pianoversie, met die rauwe rasp van hem. Hij zong achttien nummers, waarvan zeven van T.C. Matic, waaronder de grote hit Oh La La La! uit 1981 en Putain Putain, de grootste klassieker onder T.C. Matic-fans, die hij vorig jaar opnieuw opnam met nu een sneer naar Brexit erin verwerkt. Al was Arno (als soloartiest kon hij zonder de achternaam) veel meer dan de ex-zanger van de avant-gardistische waverockband, hij liep ook niet weg van zijn verleden.
Arno Hintjens liep eigenlijk nergens van weg, zeker muzikaal niet. Op zijn 34 studio-albums speelde hij rock, chansons, rhythm & blues en funk en tango, en zong hij zowel in het Engels als in het Frans.
Hij was ten diepste progressief, ook als muzikant. In interviews kon hij dit, zoals eigenlijk alles, treffend duiden (vaak zonder enig verband met de gestelde vraag), zoals hij deed toen hij in 2015 andermaal samenwerkte met de befaamde producer John Parish: ‘Ik ben een old motherfucker. Soms praat ik ook als een oude motherfucker. Ik vind bijvoorbeeld dat rock tegenwoordig te berekend is. Niemand durft nog risico’s te nemen. Er is te weinig rebellie. Net zoals de wereld in het algemeen is rockmuziek conservatief geworden.’ Hij was de zoon van een raf-piloot, de kleinzoon van een verzetsvrouw, en zelf een ex-provo, inclusief de romantische verhalen over een reis naar Parijs met een Franse vriendin, en was daar Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir tegenkomen. En dat was hij eigenlijk de rest van zijn leven de mooiste tijd ooit blijven vinden.
In Nederland werd in de jaren negentig met jaloezie gekeken naar de bruisende rockscene in België, waar alternatieve kwaliteitsmuziek wél door een breed en groot publiek werd omarmd, en wél een plek kreeg op radio en televisie. Arno Hintjens kreeg de status van wegbereider, de godfather van al die nieuwe bands, en dat vond hij eigenlijk wel een prima status. De bescheidenheid, al dan niet vals, waarmee de Vlaming graag door het leven gaat, was aan Arno Hintjens niet besteed. Hij was een ster, en hij wist het. Aan de Oude Graanmarkt in Brussel kon je bijna in alle cafeetjes zijn foto aantreffen, ingelijst aan een muur, alsof het een overleden heilige was. En dat was nog bij leven. Hij ontving eredoctoraten, werd genomineerd voor Grootste Belg, reeg de laatste tien jaar talloze Lifetime Achievement Awards aaneen.
Hij was ook veel te flamboyant en charismatisch om te doen alsof hij geen ster was. Bovendien was hij met T.C. Matic zijn tijd ver vooruit geweest, dus dat zei hij dan ook gewoon. Toen in 1990 Mano Negro doorbrak, de band van Manu Chao, was Arno onder de indruk, maar ook omdat hij zichzelf terughoorde: ‘Wat Mano Negra doet, doe ik al tien jaar.’
En dat bedoelde hij dan niet blasé, maar gewoon als een erkenning van zijn eigen verdiensten. Volstrekt on-Vlaams. Maar ook goed voor het zelfvertrouwen van de Belgische popmuziek, zo’n zanger die in interviews zei: ‘De toekomst van de rockmuziek zit in Europa. Ja, zeker en vast.’
In de jaren tachtig speelde hij in de Belgische film Skin een nachtdier. Hij schreef later een nummer over dat soort types: Lonesome Zorro. En gaf in interviews ronduit toe: het nummer ging over mensen als hij. Ten diepste eenzame zielen, die in de nachtkroegen en nachtclubs tevergeefs zoeken naar het einde van die eenzaamheid.
Het antwoord, zoals op alles, was voor hem: muziek maken. Zijn maîtresse, noemt hij de muziek ontelbare keren. ‘Muziek heeft me ook nog nooit bedrogen. Had ik griep, zodra ik op een podium stapte was dat direct voorbij.’ Muziek was ook zijn antwoord op de vraag naar het doel van het leven. In 2019 duidde hij zijn onstuitbare creatiedrang. ‘Ik kan niet niks doen. Ik verveel me letterlijk dood dan. Die adrenaline, die bij mijn werk hoort, ik heb die nodig. Ik heb de muziek ook nodig. Zonder muziek ben ik niks. Ik vind ook niet dat ik werk, hè. Ik speel wat. Er is geen plek waar ik me sneller zal afvragen wat ik daar doe dan aan de rand van een zwembad met mijn voetjes in het water.’
Hij bezong altijd nadrukkelijk het leven en niet de dood, maar in 2016 bezong hij de ouderdom op z’n Arno’s, door rock-’n’-roll onorthodox te laten rijmen: ‘Je veux vivre dans un monde/ Sans cholestérol/ Avec une overdose de rock-’n’-roll.’
In hetzelfde Oostende waar hij zijn laatste concert gaf werd Arno een maand later nog geridderd als Officier in de Kroonorde en ontving hij een Lifetime Achievement Award op het filmfestival, waar het publiek een erehaag voor hem vormde. Van de geplande shows een maand later kwam het niet meer. Arno Hintjens overleed op 23 april 2022 op 72-jarige leeftijd aan de gevolgen van alvleesklierkanker, in dezelfde week als zijn generatiegenoot Henny Vrienten en de acht jaar jongere Jan Rot. Hij was nog bezig aan een album, samen met zijn zoon en zijn broer. Dat zal alsnog verschijnen. ‘Al wat ik nog wens, is mijn laatste album afwerken’, zei hij een paar weken voor zijn dood in een interview. Hij zei toen ook: ‘Iedereen sterft, ik ook. In mijn huidige toestand accepteer ik dat. Ik klaag niet. Ik zeg “merci” aan het leven.’