Nederland is geen Artis, vindt prinses Máxima. We mogen hier niet doen aan ‘soort zoekt soort’. Er is niet iets als een Nederlandse identiteit op basis waarvan we onderscheid kunnen maken tussen ‘wij’ en ‘zij’. Volgens de prinses bestaat hooguit een ‘moeilijk te omschrijven Nederland-gevoel’. Geen verrassende opmerking voor een Argentijnse die hier met een half-Duitser straks koning en koningin wil zijn. En dat het Nederland-gevoel moeilijk te omschrijven is, tja. Een eenvoudig te omschrijven gevoel heet een feit.
Maar goed, waar het hier echt om gaat is dat er wél legio ‘wij’ en ‘zij’ zijn. De prinses bakt lieverkoekjes. Een Nederlandse identiteit is niet nodig voor een onderscheid tussen ons en hullie. Elke willekeurige identiteit volstaat. Neem alleen al de massaliteit waarmee in één week de weldenkende Nederlandse instituties massaal uitrukken tegen de vreemdelingenhaat van Geert Wilders en Rita Verdonk. Niet alleen het Koninklijk Huis, maar ook de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding Tjibbe Joustra mopperen dat het afgelopen moet zijn met het schelden op de islam. Als dat geen ‘wij’ (de elite, de strategen) versus ‘zij’ (de populisten) is.
Terecht zeggen álle serieuze onderzoekers telkens weer dat het flauwekul is dat identificatie van immigranten met Nederland via zaken als de Nederlandse vlag, het Wilhelmus en het Onzevader ontstaat. Als zo’n vlag voor Nederlanders al zo weinig betekenis heeft, wat zou een nieuwkomer zich er dan druk om maken? Het ligt meer voor de hand dat je via je werk of je school of je hobby verbondenheid voelt met de mensen met wie je plannen en problemen deelt. En als het ‘wij’ dat daar ontstaat niets met het wonderschone Koninkrijk der Nederlanden, maar alles met een gedeelde voorkeur voor snel geld verdienen of Britney Spears te maken heeft, tant pis. Alleen – en daar past scepsis – komt die praktische verbondenheid niet per se gemakkelijker tot stand dan nationalistische verbondenheid.
Het verwijt richting hutspotnationalisten Verdonk en Wilders is dat ze te veel ingrijpen in het dagelijks leven van mensen die hun eigen, onschadelijke, voorkeuren hebben (voedsel, geloof, nationaal elftal). Maar de alternatieve strategie – meer identiteiten dan alleen ‘de Nederlandse’ erkennen en tóch verbondenheid tussen al die identiteiten creëren – vergt evenveel ingrijpen in het leven van burgers. Er is weinig subtiels aan de manier waarop we ons identificeren. Als je het aan mensen zelf overlaat, moet identificatie vooral gemakkelijk zijn. Etniciteit en life style zijn populaire bronnen van wederzijdse herkenning. Niet omdat we dat op zichzelf belangrijke criteria vinden, maar omdat ze ons de minste hoofdbrekens kosten. Jij een BMW, ik een BMW, wij vrienden. Dat kun je bij de schoolkeuze voor je kinderen en bij het zoeken naar huizen heel goed volhouden – tenzij de overheid zo nu en dan zegt: ga jij maar eens naast die rare jongen zitten, da’s goed voor ons.
De rechtse populisten hebben de verdenking tegen dat ze het land op een onmogelijke manier naar hun hand willen zetten. Maar het is schijn dat de weldenkende kant van Nederland de maatschappij veel nonchalanter benadert. De ambities lijken kleiner, omdat hun eerste boodschap telkens is: ‘We moeten erkennen dat ons land veel verschillende culturen herbergt, of we dat leuk vinden of niet.’ De tweede boodschap gaat dan verloren in het geruis. Nederland is soms wél Artis. De manieren om die culturen zo nu en dan bijeen te brengen – op het werk, op school – vergen een hand bijna zo hard als die van Wilders.