Het overzicht heeft grote kwaliteit, omdat behalve allerlei nooit-van-gehoord namen – Vorobjov, Frikke, Tsjernetsov, Chroetski – er ook echte topschilders onder zitten, Pavel Fedotov, bijvoorbeeld, en omdat een aantal van de belangrijkste schilders uit de periode – Kiprenski, Ivanov, Brjoellov, Sjtsjedrin (oom en neef) – met goed werk is vertegenwoordigd. Die zie je hier maar zelden.

Russische schilders uit die periode zijn goeddeels onbekend buiten Rusland, en dat is te verklaren: de ‘nationale’ kunst stond in de kinderschoenen. Pas toen de Petersburgse Academie aan het eind van de achttiende eeuw een serieus gehalte kreeg werden er Russische kunstenaars afgeleverd die als artistieke persoonlijkheid herkenbaar waren. In de negentiende eeuw traden zij voorzichtig naar buiten.

De vergelijking met hun Nederlandse vakbroeders, die toen ook niet bepaald voorop liepen in de Europese kunst, gaat af en toe goed op. Bijvoorbeeld: het charmante De jonge tekenaar (1822) van Woutherus Mol, een knaap ingespannen tekenend bij een open raam, in een zeventiende-eeuws interieur, en daaronder een Interieur van Kapiton Zelentsov (circa 1830), een ruime, blauwe kamer met een laag plafond, waarin enigszins terzijde een heer op een stoel zit te lezen. Beide tonen een soort dubbele introvertie – iemand die in zichzelf gekeerd bezig is, alleen in een besloten ruimte, terwijl de wereld buiten aan hem voorbijtrekt.

Romantiek is een containerbegrip waar alle mogelijke artistieke intenties, onderwerpen en praktijken in worden verzameld. De tentoonstelling is georganiseerd op basis van visuele thema’s (maanlicht, zeegezicht, het interieur) en zoekt vooral daar gelijkenis, maar of ‘romantiek’ in Rusland en de Nederlanden ook werkelijk dezelfde betekenis en lading had, lijkt me zeer de vraag.

Een sterke overeenkomst wordt bepaald door het feit dat de Nederlanders én de Russen veel goede zeventiende-eeuwse Nederlandse schilderijen in de buurt hadden. Zowel Pavel Fedotov als David Bles moet lang naar Gerard Terborch gekeken hebben; in Lebedevs Ariccia bij Rome is overal de invloed van Ruisdael te zien.

Toch zijn de verschillen groot. De kijker zou bijvoorbeeld kunnen denken dat Russische schilders en Nederlandse schilders hun ‘romantische’ gevoelens op dezelfde manier konden laten spreken, in een vergelijkbare sociale context en in vergelijkbare vrijheid. Dat lijkt mij onjuist: een Russische schilder kon alleen hopen op maatschappelijk succes als hij gehoorzaamde aan de rigide voorschriften van de academie. De klandizie was beperkt en uiterst conservatief, en tenslotte leefde hij in een staat die, ondanks de uiterlijke glans, een snoeiharde dictatuur was. Schilders mochten maar mondjesmaat het land verlaten. Ivanov en Brjoellov mochten op studiereis naar Italië alleen om bij terugkeer de Russische kunst een monumentaal aanzien te kunnen geven, niet omdat ze hun romantische gevoelens mochten gaan volgen.

Die context geeft ‘de Russische romantiek’ een scherpe kartelrand. De grappige maatschappijkritiek van Pavel Fedotov in De kersverse ridder – een snoevende ambtenaar in zijn hemd, in een armoedig kamertje vol rommel – is onmiddellijk herkenbaar, en werd aanvankelijk goed ontvangen, maar Fedotov werd al heel snel het slachtoffer van vervolging, en stierf in een gesticht. Het stormachtige portret van de dichter Zjoekovski (1816) door Orest Adamovitsj Kiprenski past als beeld best naast een portret door Charles Hodges – maar het is toch interessant te weten dat Kiprenski geboren was als lijfeigene, wat hem tot een heel andere artistieke persoonlijkheid moet hebben gemaakt dan de gevierde societyschilder Hodges.


De Romantische ziel, Teylers Museum, Haarlem, t/m 25 mei.

beeld: A. I. Ivanon, Overtocht van Nikolaj Vasilijevitsj Gogol over de Dnepr, 1845. De Romantische Ziel, Teylers Musuem. Tretjakov Galerij