Recent memoreerde onze dochter een van haar jeugdtrauma’s: het televisiebeleid in huize Van der Kooi, jaren zeventig. Van De kinderen van Uhlenbusch, Beertje Colargol (stem van de recent overleden Janine van Elzakker, en de eerste stemsamenwerking tussen Paul Haenen en Wim Schippers die mede daardoor ’s werelds beste Bert en Ernie zouden worden), Q en Q, De film van Ome Willem, De Stratenmaker op zee-show, J.J. de Bom werd in gezamenlijkheid en harmonie genoten (niets heerlijker voor kleine kinderen dan kijken met, liefst liggend tegen ouders aan), maar in de jaren tachtig ging het mis. Vanaf groep 6 openbaarde zich een cultuurkloof die ertoe leidde dat ik op de beelden van het erbarmelijke Peppi en Kokki artistieke commentaren meende te moeten geven en op The A Team of Love Boat de inzichten van de Frankfurter Schule losliet (bij wijze van). Onverstoorbaar keek ze verder, haar vader kennende, en mijn enige troost in retrospectief is dat ik niet zo werd als de gruwelvader in De luizenmoeder, die alles wat buiten zijn politiek-cultureel-correcte canon valt verbiedt. Ik ging ‘gewoon’ de kamer uit.
De herinnering deed me wel beseffen dat er een tegenhanger van deze opvoedingswijze moet hebben bestaan: het verbod om naar de VPRO-kindertelevisie te kijken. Want wat daar aan anarchisme, ondermijning van de beschaving, bederven van de kinderziel en beledigen van de goede smaak heeft plaatsgevonden tart elke verbeelding. In het kielzog van Wim Schippers’ aanslagen op de westerse beschaving maakten Theo en Thea, Rembo & Rembo, Roos en haar mannen e tutti quanti er een heidense bende van. Dit als inleiding op de nieuwste dramaserie voor kinderen: Zeven kleine criminelen. Ouders, maak elke ontvangst van dit huiveringwekkend misbaksel onmogelijk. En als dat technisch niet lukt, kijk mee en geef zo intensief commentaar dat de lust van het kijken de spruiten vergaat.
De achtdelige serie is gebaseerd op een Italiaans boek van Christian Fascella. Kort samengevat: Raffie (12) woont met zijn kleine broertje bij oma die op de visafslag werkt. Zijn oudere broer zit in de bajes. Het begin is sociaal-realistisch: oudere vrouw met brommer en laag inkomen moet sappelen om rond te komen, maar dat lukt niet. Het klassieke beeld van stapels rekeningen, deels ongeopend, en van een hulpverleenster die iets van schuldsanering probeert te regelen. ‘Marie, het belangrijkste is dat je die huurachterstand inloopt, want anders…’ En ze zitten toch al in zo een simpele behuizing. Raffie hoort wat oma niet wil dat hij hoort en ze probeert hem gerust te stellen: ‘Komt goed, we hoeven hier niet weg.’ Dan gaat oma, met kleinzoon achterop, naar de plaatselijke bank voor het vernederend aanvragen van een lening. Maar dat ‘plaatselijke bank’ zet de lezer totaal op het verkeerde been. Het gebouw is van een architectuur die doet denken aan die van de autoritaire systemen in de jaren twintig en dertig en het ligt in een volslagen surrealistisch landschap van duinen en industrie met rokende schoorstenen. Bestaat dat in Nederland? Jawel, in de buurt van wat ik nog altijd Hoogovens pleeg te noemen. Trouwens, Petten zou ook kunnen dienen. Maar waar en wat het ook is: filmisch worden landschap en gebouwde omgeving maximaal uitgebuit ten dienste van een bizarre sfeer. En dito inhoud. Dat de toegang tot het gebouw bewaakt wordt door geüniformeerde mannen met automatische geweren zet de puntjes op de i.
Oma’s tocht is vergeefs. De weerzinwekkende bankdirecteur verschijnt hoogstpersoonlijk om haar bijna geslaagde aanvraag te blokkeren en hoe assertief en weinig zielig oma ook is, ze moet wel afdruipen. Dat ze nog steeds de ernst van de zaak voor Raffie verborgen probeert te houden bewijst hoezeer ze hem onderschat. Wij hebben hem in de bank rond zien kijken en lopen op de manier waarop een meesterbrein niet alleen de penibele situatie van het eigen gezinnetje glashelder voor ogen heeft, maar ook constructie, organisatie, structuur, systeem van de bank met zijn geldbuizen en de zwakke plekken van deszelfs beveiliging. En dat terwijl hij al weet dat eerdere pogingen tot bankroof daar dodelijk zijn afgelopen. U ziet: deze serie is niets voor watjes onder de kinderen. En, eerlijk gezegd, die elektrocutie van sukkels van bankrovers is zo over de top dat daar nog wel grinnikend naar te kijken valt, maar Raffie en zijn zes maten krijgen niet alleen te maken met gajes van grootkapitaal (dat daar bovenop regelrecht fascistoïde ideeën huldigt, praktijken hanteert en symbolen koestert) – maar ook met gajes aan de onderkant van de samenleving dat, weerzinwekkend van uiterlijk, kledij, kapsel en tatoeages, niet terugdeinst voor bedreiging, intimidatie, afpersing en, jawel, behoorlijk realistisch in beeld gebracht geweld. Al dient gezegd dat dat tegelijk ook enigszins gestileerd wordt. Ze zijn haast komiek in slecht- en sommigen in domheid en waarschijnlijk is dat het wat mij over de streep trekt. Allemachtig, wat had ik tegen mijn dochtertje zitten zeiken als ze daarvan had genoten. Maar ja, ook ik heb Tarantino en de gebroeders Coen leren waarderen, en hoewel ik ‘kinderen en geweld’ nog altijd net iets anders vind, als mijn kleinkinderen zouden zitten kijken (die hiervoor trouwens al weer te oud zijn), zou ik me er veel minder druk over maken dan in mijn vroege puriteinse jaren.
Raffie’s gezelschap van aspirant-bankrovers wordt langzamerhand opgebouwd uit al bestaande en nieuwe vriendjes, én een vriendin, die een geniale robot bouwende nerd is. Doorsnee zijn ze bepaald niet. Raffie, het brein, is eigenlijk de gewoonste: zijn oudste vriend is zelf een straatvechter; het zoontje van de Turkse kleermaker, is een vrouwenversierder van grootse slijmbalallure; de jongen met het felrode haar is een stotteraar van de buitencategorie. En, hou je vast, het wat sullige ‘zoontje’ van de directeur doet ook mee: hij blijkt namelijk stiefzoontje dat legio redenen heeft tot haat jegens die gruwelijke engerd – een rol waar Theo Maassen van genoten moet hebben. De acteerkwaliteiten van de kinderen lopen een beetje uiteen, maar eigenlijk dondert dat niet. Opvallend is de filmische kwaliteit en het gebruik van alle bekende maar o zo werkzame beeld- en geluidselementen uit de heist- of ook wel kraakfilm; uit de thriller; uit realistisch drama. Mix van gein en ernst. Dit is volwassen film voor onvolwassenen en hun ouders.
Toch nog een puriteinse opwelling: moeite had ik met een passage waarin Wahid, de kleine charmeur, voor het ‘goede doel’ van bankroof een meisje moet versieren dat geen van de jongens wil versieren omdat ze niet aantrekkelijk genoeg is. Sterker: ze houden zelfs een crossfietswedstrijd waarbij de verliezer de klos is. Het is een klein, gedrongen, rond meisje, donker van huidskleur. Wat het net dragelijk maakt is dat zijn gladde avances welsprekend door haar ontmaskerd worden: ‘Ga maar tegen je vriendjes zeggen dat je de weddenschap verloren hebt.’ Oké. Het is een bijzonder project. Meesterwerk? Nee. Maar wel volwassen tv voor kinderen. Eigenaardig in de letterlijke en dus goede zin van het woord.
En of het niet op kan komt de VPRO met nog meer kinderdrama: De regels van Floor, tweede reeks. De eerste, vorig jaar uitgezonden, won een Cinekidprijs voor beste jeugdserie. Leve die jury want Floor was en is geweldig. Wat een ongelofelijk eigenwijs en ongewoon gewoon type is ze. En wat wordt ze meesterlijk gespeeld door Bobbie Mulder. Floor geeft de jonge mensheid regels mee. Zoals: ‘Je moet nooit je eigen bijnaam bepalen.’ Watskebeurt? De juf kondigt de komst van een nieuwe leerling aan: Floor. ‘Dit kan gewoon niet. Kan dit?’ horen we Floor zeggen. Maar ja hoor, daar verschijnt een opvallende jongedame, modieus gekleed met baret. Ze komt nu uit Oman, maar heeft ook gewoond in Kaapstad, Melbourne en Rio. En heet dus ook Floor. ‘Waarom niet in een andere klas?’ horen we onze Floor zeggen, of denken. ‘Vet verwarrend.’ Zegt haar vriendinnetje: ‘Iedereen noemt haar al rijke Floor.’ ‘Hoe heet ik dan? Arme Floor?’ ‘Nou nee, gewone Floor.’ En wat denk je, gaat de school uit en is haar band lek. Chagrijnig loopt ze naar huis.
Komt er een supersonische auto langs waarvan de portieren open en dicht gaan als een ruimtevaartcapsule. Die stopt en geeft een lift. De bestuurder is de vader van rijke Floor. Is dat je nieuwe vriendinnetj,e vraagt vader aan dochter. ‘Nou’, zegt onze Floor, ‘zij is nieuw, ik was hier al.’ Dan doet Floor drie pogingen om zichzelf door opvallende outfit van een andere bijnaam te voorzien dan ‘gewone Floor’, want erger kan niet. Voor het gemak zegt ze maar even erbij hoe ze nu genoemd wil worden: ‘skate-Floor’ of ‘posh-Floor’. De derde keer komt ze als ‘gangsta-rapper’. Maar de kids kijken haar verbijsterd aan: ‘gewone Floor’ doet gek. Thuis vertelt ze over die rijke nieuwelingen. De reacties: alsof wij arme sloebers zijn; geld maakt niet gelukkig; we zijn zo rijk als we ons voelen; niks aantrekken van die rijke gasten.
Maar pa heeft zich kennelijk groter gehouden dan hij is, want hij verschijnt in een nieuwe patserbak. En daarin botst hij, jawel, op dat futuristische geval van rijke Floor. Moraal? Zei ik toch? Nooit je eigen bijnaam bepalen, maar nu uitgebreid met: ‘als je vader niet weet waar de rem zit’. Als dit om te lezen niet leuk is zou ik vooral gaan kijken, want Floor en de anderen zijn onweerstaanbaar. En ja, het zijn een soort uitgebreide cartoons, naar de boeken van Marjon Hoffman, die samen met Luuk van Bemmelen, Lotte Tabbers en Anne Barnhoorn de scenario’s schreef. In de tweede aflevering redt Floor een geit van een wisse dood met de Heimlich-greep, maar voor dat zo ver is zijn we drie keer op het verkeerde been gezet. En hebben we allerlei flauwekul over aura’s voorbij horen komen. Moet je net Floor hebben. Overigens tussen dochter en mij is het goed gekomen. Dank U.
Rob Lücker (regie), Jaap Peter Enderlé en Chris Westendorp (scenario naar Christian Fascella),Zeven kleine criminelen, VPRO, acht afleveringen vanaf zondag 17 maart, NPO Zapp. De eerste om 18.05 uur; de tweede meteen daarna om 18.30 uur. Daarna wekelijks om 18.30 uur.
Maurice Trouwborst (regie), De regels van Floor, VPRO, acht afleveringen vanaf zondag 24 maart, NPO Zapp, 9.10 uur, telkens twee afleveringen achter elkaar.