Er zijn weinig schrijvers die kunnen wat Renée van Marissing kan: ingetogen een klein, gelaagd, overzichtelijk verhaal vertellen. En dat toch onder net genoeg spanning weten te krijgen.In Onze kinderen volgen we Mia, die met haar zus het huis van haar net overleden vader leegruimt. Onvermijdelijk brengt dat een stroom van associaties en (weinig gelukkige) herinneringen op gang, zeker omdat Mia ook nog op het punt staat om moeder te worden. Van Marissing (1979) beschrijft dit alles in haar vierde roman heel secuur en sensitief, zonder ergens te kiezen voor clichés of effectbejag. Het is vooral in de dialogen goed voelbaar dat ze ook toneelteksten schrijft – Onze kinderen is geen literair vuurwerk of vernieuwende literatuur, wel een fijnzinnig onderzoek naar die aloude vraag: hoe moet je je verhouden tot de afgebrokkelde familie waar je uit komt, en wat geef je daarvan door aan kinderen?
Een van de knapste dingen aan Klara en de zon van Kazuo Ishiguro: voortdurend voelde ik dat Klara geen mens is, aan haar taal, aan kleine gebaartjes, en natuurlijk aan de plot van de roman waarin ze wordt aangeschaft en meegenomen – en toch leefde ik werkelijk met deze robot mee. Ik raakte ontroerd toen Klara op de Stort terechtkwam, zoals meer scènes in deze roman me aangrepen. Dat komt natuurlijk ook doordat Ishiguro dit universum zo sterk oproept: kunstmatige intelligentie en genetische manipulatie worden nergens expliciet geïntroduceerd of toegelicht, maar zijn al volkomen gangbaar geworden. Ook worden de thema’s rond Klara’s bestaan nergens uitgeschreven, en juist daardoor vroeg ikzelf me meer en meer af wat haar nu wezenlijk anders maakte dan haar omgeving. Of dat verschil op den duur nog wel bestáát.
Klara en de zon is een slim, strak geschreven verhaal over menselijkheid, over medeleven, over vrije wil. Er zijn mensen die beweren dat Ishiguro het laatste decennium – en zeker sinds zijn Nobelprijs in 2017 – minder goed schrijft dan voorheen. Deze roman laat zien dat dat onzin is.