
Bij het Scapino Ballet houden ze wel van spectaculaire decors en kostuums. Cathedral begint al met een fikse meteoriet die zwart ligt te glanzen op een verduisterd toneel. Een man die dichterbij komt wordt opgeslokt door de ruimtesteen en komt er verdubbeld tot twee personen weer uit. Gehelmde astronauten en mensenwezens zonder hoofd duiken op in dit futuristische sprookje. Op de achterwand wisselen overweldigende sterrennachtprojecties af met een vonkenregen en neerstortend water.
Maar bijzonder aan de gastregie van de Spaanse choreograaf Marcos Morau is dat het startpunt van alle verbeelding een ijzersterke, consequent doorgevoerde en volstrekt originele bewegingstaal is. Twaalf dansers van het Rotterdamse gezelschap fragmenteren de hele voorstelling lang hun lijven in afzonderlijke lichaamsdelen die geïsoleerd van elkaar bewegen. Op snelheid levert dit een schokkerige motoriek op, alsof ze kunstmatige mensen zijn die mechanisch worden aangestuurd. Het lijkt op het popping & locking uit de breakdance, maar dan met complexer opgebouwde frases vol gehoekte vormen en elastische verdraaiingen.
Morau is binnen zijn eigen in Barcelona gevestigde kunstenaarscollectief La Veronal al vijf jaar bezig met de ontwikkeling van deze danstaal, die kova wordt genoemd. Een uitdaging voor geschoolde dansers, omdat het hun gevoelsstroom blokkeert en er weinig ruimte is voor individuele expressie. Het knappe is dat ze in Cathedral toch emoties overbrengen met hun kubistisch versplinterde lijven: er schuilt een zekere verlorenheid in hun rusteloze bewegen, die soms uitmondt in een absurdistische opwinding of collectieve paniekerigheid. Hun richtingloze ledematen tasten elkaar voortdurend af in hulpeloze pogingen tot contact. Een hand rust heel even op een hoofd of streelt een gezicht, en verstrengeld in duetten raken lichamen machteloos met elkaar in de knoop. Identiek gekleed in grijze kostuums en met strenge brillen op vormen de dansers een volkje van uniforme, bureaucratische klonen. Net als de film naar George Orwells 1984 is de futuristische wereld in retro-stijl vormgegeven. Aan een lange vergadertafel in de spaarzaam belichte ruimte zitten figuren achter ouderwetse typemachines en buitenmaatse microfoons. Zachte, dromerige vrouwenstemmen voorzien hier het beeldverhaal van flarden Nederlandse tekst.
Een nachtmerrieachtig verhaal begint bij een vrouw met een baby(pop) in haar armen die vanuit een telefooncel in nood iemand belt. ‘Ze komen me achterna’, zegt de stem. ‘De politie, waar blijft verdomme de politie.’ Later klinkt er berusting over het klonenvolkje dat – ‘Ze kwamen door de deur’ – de woning binnendringt van de vrouw en haar echtgenote: ‘Ik ben zoals jij. Zij zijn zoals wij.’ Een belangrijke bijdrage aan de hallucinerende, zinnelijke voorstelling leveren de musici van Sinfonia Rotterdam. Met tien live uitgevoerde composities van Arvo Pärt leggen ze onder de sinistere taferelen een warm, atmosferisch klanklandschap met verre kerkklokken en over elkaar buitelende violen. Morau erkent dat het gebruiken van Pärt in het theater nogal een cliché is. Maar de Spaanse choreograaf laat op een nieuwe manier luisteren naar de overbekende muziek. Niet eerder associeerden we de trage pianoklanken van Spiegel im Spiegel of het romantische jubellied My Heart’s in the Highlands met buitenaardse wezens die een baby komen verwisselen.
Op tournee tot half februari, scapinoballet.nl_