
De kloeke bronzen Atlas op de achtergevel van het Koninklijk Paleis te Amsterdam draagt de hemel op zijn schouders, niet de wereldbol: die wereldbol ligt binnen in het gebouw, op de vloer van de Burgerzaal. Specifiek: drie ronde marmeren mozaïeken met een diameter van 624 centimeter elk, het oostelijk en westelijk halfrond en de noordelijke sterrenhemel.
Ze zijn een integraal onderdeel van het grote conceptuele kunstwerk dat het gebouw aan de Dam is. Het Stadhuis van Amsterdam – want dat is het, verdorie – is een nagenoeg perfect gebouw. Jacob van Campens ontwerp werd op een paar details na uitgevoerd zoals hij het getekend had, in volmaakte verhoudingen, ideale symmetrie, klassieke waardigheid. Er werd een decoratieschema uitgevoerd dat de activiteiten en de moraal van de heren regeerders en rechters in klassieke en bijbelse kaders zette, en bovendien de stad zelf opwaardeerde tot de opvolger van de grote republieken uit het verleden. Het belichaamt een visie op de compositie van de wereld, die enerzijds de klassieke filosofische schema’s volgde – vier elementen, vier seizoenen, vier werelddelen, acht planeten, acht goden – en anderzijds hoogst modern was: de aarde was rond, de aarde was bezeild, meetbaar en kenbaar, en de aarde lag aan de voeten van de Amsterdammers.
De schoonheid van dat alles was buitengewoon, maar het was niet alleen een kwestie van ‘kijk ons eens rijk en machtig zijn’; ergens waarde ook de gedachte rond die Caspar van Baerle in 1632 al eens had ontvouwd, ‘… dat er een bijzonder goede wisselwerking bestaat tussen de koophandel en de studie der letteren en wijsbegeerte, dat de zorg voor het vergroten van het bezit niet door overdenkingen van de geest wordt tegengewerkt en dat het ook omgekeerd niet geschiedt, maar dat handel en filosofie op de beste gronden samenwerken…’ Als die twee érgens ideaal samenkomen, is het wel in de cartografie.
De twee wereldkaarten zijn nog fris en scherp, de wereld is nog in ontwikkeling. De laatste bewerking voegde de westelijke contour van de Beringstraat toe, iets wat Vitus Bering in 1728 had waargenomen. Verder zie je aan de oostkant van Australië een fantasie over de verbinding tussen Australië, Nieuw-Guinea, Nieuw-Zeeland en Tasmanië. De hemelkaart, daartussenin, gemaakt naar ontwerp van Willem Blaeu uit 1628, is wel sterk afgesleten. De tentoonstelling herstelt op een nogal spectaculaire manier hoe de oorspronkelijk gekleurde tekeningen van de sterrenbeelden eruitzagen. Grote beamers projecteren op de vloer de oude ‘wirwar van mythologische helden en heldinnen, dieren en objecten’. De tentoonstelling daaromheen geeft een kort overzicht van cartografie in Amsterdam, met een paar spectaculaire stukken. Mijn favoriete dier is erbij, de laconieke capibara, als exponent van de ontdekkingen in Zuid-Amerika; het spectaculairst is de Atlas van de Grote Keurvorst van Brandenburg (circa 1665), waarschijnlijk in Amsterdam door Joan Blaeu vervaardigd. Een boek ter grootte van een tweepersoonsbed. Voor Blaeu bestonden er geen grenzen.
Het Universum van Amsterdam: Schatten uit de Gouden Eeuw van de cartografie is t/m 22 september te zien in het Koninklijk Paleis Amsterdam