Zes jaar geleden, in 2012, stond de Boekenweek in het teken van ‘vriendschap en andere ongemakken’. Het was een treffend thema. De samenwerking in Europa werd geteisterd door ruzie, en Nederland werd bestuurd door een minderheidsregering met gedoogsteun van de PVV. Aan de onervaren premier van dit experimentele kabinet werd in de Boekenweek gevraagd welke ‘vriend’ uit de literatuur hij graag een keer zou willen spreken. Het antwoord van Mark Rutte: Hans Castorp, hoofdpersoon uit De toverberg van Thomas Mann.
De toverberg werd gepubliceerd in 1924 en speelt zich af in de jaren voor de Eerste Wereldoorlog. De vrijgezel Hans Castorp reist voor een kort verblijf naar sanatorium Berghof, een kleine maar internationale biotoop van bemiddelde Europeanen in een Zwitsers dal. Het comfort is er groot, maar toch is iedereen er voortdurend op zoek naar een nieuwe kick of roes. Hans raakt in de ban van deze kleine grote wereld, en blijft er uiteindelijk zeven jaar hangen – jaren waarin hij zichzelf verliest.
Hans stond model voor het Duitsland en Europa dat zoveel had van wat het zich wenste, en toch koos voor destructie. Later, in 1950 (en nog een verschrikkelijke wereldoorlog verder), vertelde Thomas Mann hoe het kon dat het boek actueel bleef. De verwikkelingen in Berghof beschreven de ‘strijd om de ziel van het Avondland’: ‘geest en kunst’ tegenover ‘de politiek’, die ‘overheersend’ was geworden. Die strijd was in 1950 niet voorbij, en is dat ook nu niet. Integendeel, hij is weer actueler dan ooit.
Hans blijkt niet opgewassen tegen de ‘gehele politiek-morele dialectiek van het Avondland’ die volgens Mann aan het werk is in Berghof. Hij voelt prettige opwinding als hij kan meedoen in hoogdravende debatten tussen denkers en ideologen. En hij doet dat steeds bedrevener, maar ook zonder stelling te nemen. Zijn zelfvertrouwen groeit hierdoor. Soms voelt hij zich superieur. Het komt geen moment in Hans op dat dit hem in de ogen van anderen wel eens minder geloofwaardig zou kunnen maken.
Hij laat zich meevoeren op de thermiek van de Europese dialectiek. Zijn leven wordt snel minder onschuldig, dubbelzinniger, en gaandeweg almaar sterker gekleurd door nationalisme en de valse beelden die daarbij horen. Hans zelf ziet dit niet gebeuren. Aan het einde van het verhaal strompelt hij kansloos door de eerste dagen van de Grote Oorlog.
Toen Rutte Hans Castorp noemde als zijn gedroomde vriend was hij pas anderhalf jaar premier. Toch was er al veel gebeurd, zeker op Europees gebied. Zijn regering had een ‘Polenmeldpunt’ gefaciliteerd, en een minister voor Immigratie aangesteld die deze lijn netjes uitwerkte in beleidsvoorstellen voor beknotting van het vrije verkeer van werknemers op de Europese markt. Hij vergat dit weer even gemakkelijk toen de PVV, een maand na de Boekenweek van 2012, vertrok.
In de jaren daarna ging Rutte steeds soepeler navigeren in de Europese politieke wateren. Hij deed dat meestal zonder echt stelling te nemen. Op de juiste momenten schuilde hij behendig achter vrienden die zoiets wél deden: tot het Brexit-referendum was dat David Cameron, en in de huidige regering was die rol voor Zijlstra gereserveerd. Niet toevallig was Rutte’s laatste Europa-speech lang geleden, in 2013, een lezing voor de Liberal International. Destijds kwam hij niet verder dan het napraten van Cameron: ‘markt, markt, markt’ én sluiting van de grens voor bepaalde EU-Europeanen. Een curieus en tamelijk inconsistent pleidooi voor een verdediger van de trans-Atlantische liberale waarden. Drie jaar later zou Cameron met dit program de Brexit oogsten.
‘In elk ancien régime zijn de kiemen van het nieuwe al geestelijk aan het werk’, zo zei Mann in 1950. In het geval van Hans Castorp was duidelijk welke krachten hij versterkte met zijn geflirt met ideologieën en intriges. Nu hij voor morgen een Europa-speech heeft aangekondigd is het aan Rutte om aan te geven hoe hij zich verhoudt tot zijn speciale Europese vriend uit sanatorium Berghof. Kan Rutte met oplossingsrichtingen komen om de woekerende wij/zij-strijden te transformeren in constructieve samenwerking ten bate van een liberale en open Europese orde? Of zal hij uiteindelijk herinnerd worden om zijn gladde keuze voor het ‘goede populisme’, zoals vervat in zijn splijtende ‘brief aan alle Nederlanders’?