Raymond Pettibon, No Title (As to me), 2015. Pen, inkt, waterverf, en acryl op papier, 139,1 x 285,4 cm © Private collection, Los Angeles. Courtesy Regen Projects, Los Angeles

‘Don’t complicate the moral world’, staat boven een tekening van een surfer die een reusachtige golf berijdt, neergezet in snelle penseelstreken van zwarte inkt en rode gouache. En boven een andere tekening van een surfer die onder een enorme golf vandaan glijdt: ‘My purpose in life is to do that’, en in kleinere letters daaronder: ‘On the seventh day I paint’.

Raymond Pettibon, geboren als Raymond Ginn in Tuscon, Arizona, groeide op bij het strand van Los Angeles, waar hij economie en wiskunde studeerde. Surfen was een van zijn favoriete bezigheden, net als tekenen, op de universiteit maakte hij politieke cartoons voor het ucla-studentenblad Daily Bruin. Na zijn studie gaf hij een tijdje wiskundeles, maar hij verkoos vrij snel het kunstenaarschap. Hij ging zich Pettibon noemen, naar de bijnaam ‘petit bon’ die zijn vader, een gepensioneerd leraar Engels en auteur van spionageromans, hem als kind gaf. Eind jaren zeventig begon hij zijn eerste tekeningen te verspreiden in fanzines, met de hand gekopieerde en in elkaar geniete boekjes die hij verkocht voor één of twee dollar.

Tientallen van deze boekjes, tegenwoordig gewilde collector’s items, liggen als binnenkomer van de tentoonstelling A Pen of All Work in het Bonnefantenmuseum in Maastricht uitgestald in vitrines. Ze hebben titels als American Lynch Law, Tripping Corpse, Sister Sodom, The Skull Globe en Asbestos, en de covertekeningen zijn bijpassend grimmig: een lijk dat verderop in de kamer ligt, een sigaret die wordt uitgedrukt op de zijkant van een pistool, een jongen wiens hoofd wordt afgebeten door een leeuw. Toch hebben de beelden door hun stripachtige uitstraling ook iets lichts en humoristisch. Bij een naakte vrouw die zojuist het hoofd van een man heeft afgehakt staat: ‘Perhaps the fact that I hadn’t had sex in 3 whole days left me vulnerable’.

Ook de strip Captive Chains die Pettibon in 1978 publiceerde hangt hier aan de wand, een bizarre schets van de schaduwzijde van het clean cut-Amerika van de jaren vijftig, een duistere wereld die bevolkt wordt door gangsters, racisten, alcoholici, gewelddadige politieagenten en verveelde, ontevreden jongeren. Hoewel Pettibon er naar eigen zeggen niet één exemplaar van verkocht, vond zijn rauwe, transgressieve esthetiek veel weerklank in het circuit van de underground punkrock in LA. Hij ontwierp het logo (vier verticaal verspringende zwarte balken) van de legendarische hardcore punkband Black Flag, opgericht door zijn broer Greg Ginn, en zijn tekeningen (van bijvoorbeeld een non die een bloot mannenbeen omklemt) sierden de flyers en platenhoezen van de band.

Het leverde hem een status als cultheld op, die de waardering voor Pettibon als serieuze kunstenaar lang in de weg heeft gezeten, in de Verenigde Staten, maar ook daarbuiten. In Nederland was slechts één keer eerder een tentoonstelling van hem te zien, in het gem in Den Haag in 2003, en alleen het Teylers Museum in Haarlem heeft enkele tekeningen van hem in de collectie. En nu is daar dus A Pen of All Work in het Bonnefantenmuseum, volledig georganiseerd en samengesteld door het New Museum in New York, waar ze eerder te zien was. Het New Museum, groot pleitbezorger van het werk van Pettibon, is schijnbaar op een missie, want ook in Moskou, in het Garage Museum of Contemporary Art, is op dit moment een grote, door hen samengestelde Pettibon-tentoonstelling te zien.

Raymond Pettibon, No title (This feeling is), 2011. Pen and ink on paper, 94.6 x 125.7 cm © Aishti Foundation, Beirut, Lebanon. Photography courtesy the artist and Regen Projects, Los Angeles

Wat de achterliggende motieven ook zijn, ze maken de tentoonstelling in Maastricht er niet minder spectaculair op. A Pen of All Work (de titel komt van Lord Byron die schreef: ‘Mine is a pen of all work’) telt ruim zevenhonderd werken, een overdonderende hoeveelheid die in één middag nauwelijks valt te behappen. En dan nog leer je slechts een snipper kennen van ’s mans complete oeuvre, dat met circa twintigduizend werken haast maniakale vormen aanneemt. De eerste indruk is dan ook overweldigend: Pettibon tekent afwisselend op alle mogelijke formaten, op wat hem voor handen komt zo lijkt het, en erg voorzichtig lijkt hij niet met zijn creaties om te gaan. Een deel is inmiddels keurig ingelijst, maar veel vellen zijn ogenschijnlijk achteloos aan de wand gespijkerd, niet netjes uitgelijnd, maar los gegroepeerd – lekker tegendraads.

Superman wordt uitgemaakt voor fascist, die bovendien in een homo-erotische relatie verwikkeld is met Batman

In de tentoonstelling, min of meer thematisch geordend, is goed te volgen hoe de intense, ietwat cynische toon van Pettibons vroege tekeningen transformeert tot een geluid met meer nuance en zelfreflectie. Vanaf de late jaren tachtig begint hij de teloorgang van de Amerikaanse tegencultuur te onderzoeken en zijn oude hippies, Charles Manson, clichépunkers, maar ook politieke leiders als Kennedy, Nixon en Reagan terugkerende thema’s. Tegelijkertijd neemt de hoeveelheid en verscheidenheid aan tekst in zijn tekeningen toe. Hij begint tekstpassages van literaire figuren uit de wereldgeschiedenis te verwerken, van schrijvers als Henry James, John Ruskin, Marcel Proust, maar ook uit artikelen over sport en krantenkoppen, overigens zonder ooit bronnen te vermelden. De wisselwerking tussen beeld en tekst wordt Pettibons signatuur. Dat hij allesbehalve lukraak te werk gaat, blijkt uit de honderden boeken- en krantenknipsels die hij verzamelt en op thema archiveert, waarvan er enkele tientallen in de tentoonstelling worden gepresenteerd. Deze geven een bijzonder kijkje in de tekstuele inspiratiebronnen, al blijft het gissen waarom hij bepaalde zinnen, of delen daarvan, omcirkelt en andere niet.

Gaandeweg de jaren negentig wordt zijn werk eclectischer. Pettibons assortiment van terugkerende karakters breidt zich uit met allerlei figuren uit de Amerikaanse populaire cultuur, met name uit de jaren vijftig, zoals Superman, Batman en Robin, het kleifiguurtje Gumby en Vavoom, een tekenfilmfiguur uit Felix the Cat, die door heel hard ‘Vavoom!’ te roepen, het enige woord dat hij kent, letterlijk bergen kan verzetten. Pettibon zet deze iconische figuren niet in als een soort nostalgisch eerbetoon, maar laat ze functioneren als symbool voor Amerikaanse trauma’s en verborgen angsten. Zo wordt Superman in tekeningen uitgemaakt voor fascist en een ‘violater’ van natuurwetten, die bovendien in een homo-erotische relatie verwikkeld is met Batman. Prachtig is de serie waarin Vavoom, met een gezicht als een gapend gat, een wijd opengesperde mond, enerzijds figureert als roepende in de woestijn, anderzijds als ‘America’s greatest poet’.

Uit deze werken blijkt dat Pettibon veel meer is dan een cultfiguur, een punkachtige rebel. Daarvoor is zijn werk veel te gelaagd en complex. Eerder moet hij gezien worden in de lijn van sociale commentatoren als Honoré Daumier en Eduard Fuchs, tekenaars en karikaturisten in wier werk de wisselwerking tussen beeld en tekst ook leidde tot poëtische humor, expliciete en soms juist subtiel verholen maatschappijkritiek.

Raymond Pettibon in his studio 2017 © George Etheredge

Minder geslaagd, om niet te zeggen ronduit eigenaardig, is dat er ook kindertekeningen van Pettibon in de tentoonstelling zijn opgenomen. Opvallend is dat hij toen al gepreoccupeerd was door onderwerpen die hem zijn hele carrière zouden bezighouden: surfers, atleten, oorlogstaferelen, tv-sterren. Maar wat de kindertekeningen die hier te zien zijn zo vreemd maakt, is dat Pettibon ze zo’n tien jaar geleden, nadat zijn moeder ze in een oude doos had teruggevonden, van tekst is gaan voorzien. Op een met krijt gemaakte tekening van nazi-vechtvliegtuigen staat nu bijvoorbeeld een citaat van Proust: ‘They are innocent enough as long as they are regarded as mere toys’. En op een andere denkt een met potlood getekende cowboy opeens na over een samenzweringstheorie rond de moord op John F. Kennedy.

Geestig ergens, maar het toont ook de makke van Pettibons werkwijze: plaats een tekst bij een afbeelding die oorspronkelijk niets met die afbeelding te maken heeft, en er ontstaat de aanzet tot een verhaal – altijd. Op zeker moment gaat dat spelen met betekenissen toch een beetje vermoeien. Gelukkig is er dan een laatste zaal met pak ’m beet nog eens tweehonderd tekeningen van Pettibon op z’n boost, meest uitgesproken in elk geval, en dan is hij op z’n best. Hier hangen tekeningen die refereren aan de oorlog in Vietnam, het naziregime, stalinisme, de recente oorlog in Irak, George Bush jr., Osama bin Laden. Er hangen tekeningen van hakenkruizen, auto’s die ontploffen, gemartelde gevangenen, het Vrijheidsbeeld, popfiguren als de Beatles en zelfs een jonge Donald Trump. Het had een tentoonstelling op zichzelf kunnen zijn.

Pettibon is een scherpzinnig waarnemer en rusteloze criticaster van de wereld om hem heen, zonder dat zijn werk zwaar op de hand wordt. Dat heeft ermee te maken dat het om tekenkunst gaat, vluchtiger en minder beladen dan bijvoorbeeld schilderkunst, maar ook met het feit dat je ergens in de verte altijd nog de Californische zon voelt doorschemeren. Niet voor niets is de zaal met surftekeningen het visuele hoogtepunt van de tentoonstelling, schaamteloos romantische golflandschappen badend in transparant blauwe inkt, met de mens in de rol van nietige streber.

In de entreehal van het museum maakte Pettibon zelfs een tamelijk vrolijke muurschildering, waarin hij verschillende bekende en minder bekende figuren uit de cultuurgeschiedenis in een kring voorbij laat komen: de Hulk, een blonde dame in rode jurk, de dansers van Matisse, een getekende figuur van Picasso, een jaren-vijftigdetective met getrokken pistool, Gumby, maar ook zijn zoontje van vijf en een grappig doorzichtig wezen dat Pettibon baseerde op een tekening van zijn zoontje. Er is een stoomtrein die door twee vingers wordt vastgehouden, er zit een verwijzing in naar Cassius Clay en er is een American footballer afgebeeld van het team van ucla, de universiteit waar Pettibon op heeft gezeten. De tekst die erbij staat mag als zijn motto worden opgevat: ‘Riddle: What is the quickest round the world? Answer: Thought, and drawing’.


Raymond Pettibon: A Pen of All Work, t/m 29 oktober in het Bonnefantenmuseum Maastricht