
Ontegenzeggelijk speelt het strand een belangrijke rol in de Franse collectieve identiteit. De bevrijding van Europa via het westen begon bij de steile kusten van Normandië. De moord op een Algerijnse jongeman die het scharnierpunt vormt van Albert Camus’ roman L’étranger vindt plaats op een strand. In zijn debuutroman laat Michel Houellebecq een sullige kantoorslaaf zijn collega aanzetten tot een vergelijkbare strandmoord. Le camp des saints, het boek van Jean Raspail dat in de jaren zeventig in Frankrijk een succès de scandal werd en nu opnieuw in de belangstelling staat, opent met een blik op de Côte d’Azur: vanuit zijn villa kijkt een gepensioneerde hoogleraar door een telescoop naar honderdduizenden migranten uit Zuid-Azië die aan wal komen om een stukje op te eisen van het Europese welvaartsparadijs.
Wie nu een telescoop richt op de Franse stranden ziet in een aantal gevallen één ding zeker niet. De boerkini, een ietwat misleidende naam voor een badpak dat het lichaam tot aan enkels en polsen bedekt, is in verschillende Franse kustplaatsen tot verboden dracht verklaard. Het begon in Sisco, op Corsica, waar vechtpartijen uitbraken toen strandgangers foto’s namen van een dame in boerkini. Inmiddels staat de teller op zeven gemeenten die op straffe van een boete en verwijdering van het strand het kledingstuk des aanstoots hebben verboden.
Behoud van de openbare orde, hygiëne, veiligheidsredenen en de laïcité, het grondwettelijk uitgangspunt dat Frankrijk een seculiere republiek is, behoren tot de aangevoerde redenen. De meeste van deze argumenten spoelen bij de eerste golf weg. De staat beschikt over voldoende instrumenten om te voorkomen dat burgers onderling op de vuist gaan en de Mediterrané raakt niet ernstiger vervuild van een paar extra vierkante meters badstof. Bommen en wapens kunnen ook in strandtassen verstopt worden. Verwijzen naar de laïcité ligt ingewikkelder. Wie zegt dat de boerkini niet strookt met de grondvesten van de Franse republiek moet tevens uitleggen waarom er zodra men het zand tussen de tenen voelt andere regels gelden. Het hoofd en de ledematen bedekken is niet verboden op straat, dus waarom op het strand wel?
Er worden, kortom, omtrekkende bewegingen gemaakt in een discussie waarin iedereen aanvoelt waar het echt om gaat. De motivatie is zoals de gemeente Cannes het boerkiniverbod onomwonden uitlegde: het gaat om ‘kleding die trouw uitdrukt aan terroristische bewegingen die oorlog tegen ons voeren’, aldus een gemeentewoordvoerder. Le Figaro deed er nog een schepje bovenop. Die krant liet een rechtshistoricus aan het woord. ‘Vrouwen in boerkini zijn militanten’, oordeelde Jean-Louis Harouel, verbonden aan de Université Paris Panthéon-Assas. Volgens hem paste het verbod daarom perfect binnen de kaders van de wet. Het progressievere Le Monde haalde ook een rechtswetenschapper van stal die meende dat het boerkiniverbod juridisch juist niet door de beugel kon, omdat in tegenstelling tot de boerka en de sluier de boerkini het gezicht vrij laat.
Vanwege de tegenstrijdigheden en verkapte motieven in de boerkinidiscussie oordeelde The New York Times vanaf de overkant van de oceaan in een redactioneel commentaar dat Frankrijks ‘terugkerende probleem met de kleding van vrouwelijke moslims’ de meest kluchtige vorm tot nu toe had aangenomen. Nu is het inderdaad makkelijk het boerkiniverbod te ridiculiseren (is de spiegel van de ban op een bedekkend zwemkostuum niet het gebod om (deels) ontkleed te zijn wanneer de vloedlijn in zicht komt?), maar wie het boerkiniverbod in het belachelijke trekt, gaat eraan voorbij dat deze maatregel is afgekondigd in een samenleving onder hoogspanning. Dit is niet 1956 waarin Brigitte Bardot in de film Et Dieu créa… la femme in minimale strandkleding het optimisme van het naoorlogse Frankrijk belichaamde. Diezelfde stranden waar de actrice bevallig in de branding lag worden nu bewaakt door militaire politie.
Dit is 2016, waarin Frankrijk de noodtoestand verlengde nadat op de boulevard van Nice de Tunesiër Mohamed Lahouaiej-Bouhlel met een vrachtwagen was ingereden op het publiek dat Quatorze Juillet vierde. Na deze aanslag sneden twee moslims de 85-jarige priester Jaques Hamel de keel door. Daarvoor waren er de aanslagen op het Parijse uitgaanspubliek afgelopen november en de aanval op Charlie Hebdo en een joodse supermarkt in januari 2015. In die context is het niet vreemd dat de boerkini, vooral gedragen door moslima’s en bedacht om tegemoet te komen aan islamitische overtuigingen, onrust, irritatie of zelfs woede veroorzaakt.
En zodra er op dat soort gevoelens wordt gereageerd met een wettelijke verordening wordt de culturele botsing ook een politieke. De Franse premier Manuel Valls liet weten dat hij de beslissing van de burgemeesters ondersteunde. De boerkini was volgens hem niet te verenigen met ‘de waarden van Frankrijk en de republiek’. Valls veroordeelde het kledingstuk als een ‘uiting van een politiek project, een contra-samenleving die vooral gebaseerd is op het onderwerpen van vrouwen’. Hij greep daarmee terug op een zorg die wortelt in de Franse Revolutie: het bestaan van groepen die er eigen opvattingen op nahouden en daarmee de eenheid en culturele uniformiteit van de republiek ondermijnen.
Evenwel liet de Franse premier het wettelijk indammen van ongewenst kleedgedrag over aan de lokale politiek. Een landelijk verbod zat er wat hem betrof niet in. ‘Algehele regulering die kleedgedrag voorschrijft kan niet de oplossing zijn.’ Wat dan wel, liet Valls in het midden, en die reactie legt bloot welk fundamenteel probleem er onder deze discussie over het boerkiniverbod schuilgaat. Valls koos ervoor vanwege een botsing met de Franse waarden de ban op de boerkini te verdedigen, maar plaatste dat oordeel buiten de arena van de nationale politiek.
Op die manier is de maatregel bij geboorte al een gedrocht geworden. De stelling van Valls komt erop neer dat het een goed idee is om met kledingverboden een parallelle samenleving te bestrijden waarin vrouwen onderdrukt worden, maar alleen in gemeenten met toevallig een reep zand ervoor. Valls omzeilde daarmee de cruciale vraag: wil Frankrijk dicteren welke dracht wél en welke niet wenselijk is, of kiest het voor het liberale principe dat kleding een privé-aangelegenheid is, zolang die maar niet verhindert dat men elkaar in het gezicht kan kijken?
Zijn opponenten beten zich meteen vast in de schipperende Valls. ‘Welke maatregelen denkt de regering te gaan nemen om dit verschijnsel te bestrijden, dat u zelf veroordeelt?’ vroeg Christian Estrosi, voormalig burgemeester van Nice en voorzitter van de regionale raad van Provence-Alpes-Côte d’Azur in een brief aan de premier. Estrosi behoort tot de Republikeinse Partij van Nicolas Sarkozy, die zich opnieuw kandidaat gaat stellen voor het presidentschap. Hij belooft een harde lijn wat betreft islam en immigratie. Verder naar rechts op het politieke spectrum liet Marine Le Pen weten dat de boerkini wat haar betreft niets te zoeken heeft in de Franse samenleving. Volgens de leider van het Front National staat er niets minder dan de ‘ziel van Frankrijk’ op het spel. De Franse stranden zijn volgens haar die van Brigitte Bardot en haar regisseur en echtgenoot Roger Vadim, en niet die van ‘lugubere belphégors’, een verwijzing naar de mythische demon die een rol speelde in de klassieke Franse film Belphégor: Le fantôme du Louvre.
Zo is het boerkinidebat een opwarmrondje voor de aanstaande verkiezingen in Frankrijk en een voorproefje van waar die in belangrijke mate over zullen gaan: nationale identiteit, nationale cultuur en de normen en waarden die daar het fundament van vormen, met als constante toetssteen de gedragingen van het islamitisch volksdeel. Het probleem van een contra-samenleving is daarmee nauw verbonden. In hoeverre moet je als burger meedoen aan een nationale cultuur? En nog lastiger: wie bepaalt wat de invulling van die cultuur is? Rechtse partijen zijn daarbij vooralsnog aan de bal (Le Pen gaat in verschillende peilingen voorop), vooral omdat zij hun positie duidelijk hebben bepaald.
Dat is een uitdaging voor de liberaal-democratische stroming om hetzelfde te doen. De discussie over de boerkini laat zien dat een middenpositie in feite niet bestaat in een speelveld waarin een rechtse partij als het Front National een streep in het zand trekt. Je kunt niet, zoals Valls, aan de ene kant de zorgen over de islam proberen weg te nemen door een boerkiniverbod te verdedigen en tegelijk spreken namens het deel van bevolking dat vindt dat de staat zich niet moet bemoeien met hoe veel of hoe weinig stof het menselijk lichaam omhult.
Op die manier bevat de boerkinikwestie ook het scenario voor de politieke conflicten die in andere landen spelen, in het bijzonder in landen die binnenkort naar de stembus gaan zoals Nederland. Het is veelzeggend dat dit debat zich onmiddellijk internationaal verspreidde, meestal omdat rechtse partijen de verordening van de Franse burgemeester aangrepen om ook een boerkiniverbod te eisen. Dat is symboolpolitiek, met als belangrijke les dat op veel plekken ter wereld de vrije samenleving onder druk staat – druk zowel van terreur in naam van de islam als van een politieke stroming waarvoor pluriformiteit niet het uitgangspunt is en een nationale cultuur van staatswege gedicteerd moet worden. De vraag is of die vrije samenleving even fel verdedigd gaat worden als ze wordt aangevallen.
Natuurlijk is kleding vaker de inzet geweest van discussie. In 1953, bijvoorbeeld, toen Brigitte Bardot in bikini op het filmfestival van Cannes aanvankelijk aanleiding was om het tweedelige zwempak te verbieden. In 2004 verbood Frankrijk na een lange discussie religieuze symbolen waaronder het hoofddoekje op scholen. In 2014 volgde het totaalverbod op de gezichtssluier, ditmaal niet in naam van de goede zeden, maar vanuit een algehele consensus dat kerk en staat gescheiden moeten zijn en dat een liberale samenleving vraagt de ander van aangezicht tot aangezicht tegemoet te treden.
Toch past het niet om verveeld te gapen omdat dit debat lijkt op voorgaande debatten, zoals in veel krantencolumns en op sociale media gebeurde (waar met een beetje geluk ook nog even de negentiende eeuw erbij werd gehaald, toen dames in een jurk baadden). Debatten uit het verleden bezweren de huidige onrust niet, net zo min als het feit dat Frankrijk zwijmelde bij Bardot in bikini betekent dat een tweedelig zwempak een onvervreemdbaar element van de Franse cultuur is. Nu heeft een aantal Franse burgemeesters de vraag opgeworpen of religieus gemotiveerde lichaamsbedekking verder aan banden moet worden gelegd. Het juiste antwoord is niet te vinden in het wetboek en ook niet in de filmalmanak, maar zal democratisch moeten worden gevonden.
Deels gebeurt dat al, met alle vormen van protest en subversiviteit die horen bij een onderwerp waarover de meningen ver uiteenlopen. In Palavas-les-Flots, een kustplaats onder Montpellier, gingen driehonderd mensen de straat op in een manifestatie tegen de boerkini. De in Frankrijk wonende Algerijnse zakenman Rachid Nekkaz gaf aan bereid te zijn om boetes te betalen die worden uitgedeeld aan vrouwen in boerkini. Hij deed dat eerder ook voor vrouwen die werden beboet voor het dragen van een gezichtssluier. Persoonlijk is Nekkaz tegen al deze verhullende kleding, maar hij stelt zich op het standpunt dat in een democratie niemand het recht heeft de kledingkeuzes van de ander te dicteren, zolang die kleding geen bedreiging vormt voor de veiligheid of voor de vrijheid van anderen. Aan de Franse kust wordt dit principe nu op het scherp van de snede gebracht, en het is te verwachten dat er steeds meer plekken zullen volgen.