
‘Die ene vrouw zal er toch niet weer zijn hè, met die gedichten?’ Trees kijkt de zaal rond terwijl ze plaatsneemt aan de achterste tafel bij het raam. ‘Want daar heb ik echt geen zin in. Ik kom hier om te eten.’ Samen met Wil, die tegenover haar is gaan zitten, scant ze de ruimte. ‘Ze is er wel!’ roept Wil, en ze wijst naar het meisje dat bij de geluidsinstallatie met een microfoon staat te priegelen. ‘Het is echt een lief kind, en ik wil ook best een keertje meedoen’, zegt Trees. ‘Maar elke week die liedjes en gedichten, we zijn toch geen kleine kinderen?’ Zuchtend kijkt ze op haar horloge. Het is vijf over half zes.
Bij de ingang van buurtcentrum De Meeuw in Amsterdam-Noord zit Lucas Geluk (30) met zijn laptop en een geldkistje. Bezoekers met scootmobielen en rollators staan in de rij voor zijn kassa. Zes euro voor een driegangenmaaltijd, drie voor de minima. ‘Je denkt misschien: het is grijs haar en drie tanden wat hier de klok slaat’, zegt Lucas, manager van Resto VanHarte. ‘Maar dat is allang niet meer zo. Er komen mensen van 4 tot 94 jaar, van ras-Amsterdammers tot Polen die net in Nederland zijn gearriveerd. Een echte afspiegeling van de buurt.’
Resto VanHarte is in 2005 opgericht als restaurant voor mensen die zich eenzaam voelen en graag met anderen in contact zouden komen. Inmiddels telt de stichting 35 locaties, verspreid over heel Nederland, en worden er op jaarbasis 120.000 maaltijden geserveerd. ‘Volle bak hoor, meestal’, zegt Lucas terwijl hij de reserveringen bekijkt. ‘Voor vanavond hebben we 54 man, maar het kan ook zo het dubbele zijn.’
Resto VanHarte is een van de vele stichtingen die de noodklokken luiden over eenzaamheid in Nederland. Volgens Coalitie Erbij, een landelijk samenwerkingsverband van welzijnsorganisaties, voelt een op de drie Nederlanders zich eenzaam. Een urgent maatschappelijk probleem waar nog veel te weinig aandacht voor is, vinden de aangesloten leden. Daarom organiseren ze vanaf 26 september de Week tegen Eenzaamheid, met een congres, een Nationale Eenzaamheidsprijs, netwerkborrels en workshops. In het weekend daarop volgend organiseert De Regenboog Groep het Verbindingsfestival – via internet kun je de Boks tegen eenzaamheid-armband kopen – en een paar dagen later geeft de organisatie Nederland Cares het startsein voor de Week van de Ontmoeting. Eenzaamheid is daarmee weer even helemaal terug op de agenda.
‘Ach, wat een onzin allemaal’, zegt Trees, terwijl de zaal van buurtcentrum De Meeuw langzaam vol loopt. ‘Al die aandacht voor eenzaamheid, ik stoor me eraan. Als je niet eenzaam wil zijn, hoef je niet eenzaam te zijn. Er wordt zoveel georganiseerd, je kunt toch niet verwachten dat je 24 uur vermaakt wordt?’ De man naast haar buigt zich naar haar toe. ‘Je kunt best onder de mensen zijn en je toch eenzaam voelen’, zegt hij. ‘Dat zei prinses Wilhelmina toch ooit? Eenzaam, maar niet alleen.’ Trees friemelt wat aan het tafelkleed en probeert het recht te trekken. ‘Ik ben niet eenzaam, ik heb m’n parkieten’, zegt ze. ‘Daar kan ik ook tegen praten.’ Wil knikt. ‘Ik heb een onzichtbare kanarie.’
‘Eenzaamheid is een subjectief begrip’, zegt Nan Stevens, psycho-gerontoloog van de Radboud Universiteit Nijmegen die al decennia onderzoek doet naar dit onderwerp en dit jaar de nationale eenzaamheidslezing geeft. ‘Het gaat om een gevoel, en het is vaak niet zichtbaar. Bovendien is het voor veel mensen nog altijd taboe, die zullen niet gauw toegeven dat ze zich eenzaam voelen. De vuile was hang je nou eenmaal niet buiten.’ Toch begint dat volgens haar te veranderen. ‘Tegenwoordig mag je het best eens moeilijk hebben. Vooral jongere mensen zijn steeds meer bereid te praten over het feit dat zij bepaalde relaties missen, zelfs bekende acteurs komen er de laatste jaren voor uit.’
Dat een op de drie Nederlanders eenzaam zou zijn, behoeft wat Stevens betreft wel enige nuance. ‘Van die groep “eenzamen” voelt een groot deel zich licht tot matig eenzaam, en dat hoeft niet per definitie erg te zijn. Eenzaamheid hoort bij het leven – in de meeste gevallen komt het en gaat het op een gegeven moment ook weer. Erg wordt het pas als mensen er niet meer uit komen en zich sterk eenzaam gaan voelen.’ Volgens haar geldt dat voor tien procent van de volwassenen in Nederland. ‘Dat is een groep waar wij ons zorgen om moeten maken. En voor de overige twintig procent is het belangrijk dat zij zicht hebben op vermindering van hun eenzaamheid, zodat ze niet alsnog in die laatste categorie terechtkomen.’
De zaal van De Meeuw vult zich ondertussen met de geur van gekookte groente. ‘Bloedheet hier’, zegt Trees, en ze wappert wat met haar hand bij haar gezicht. ‘Kunnen ze de verwarming niet wat zachter zetten?’ Dan neemt het meisje met de microfoon het woord. Ze is van theatergroep Zid en vertelt dat ze met kinderen uit de buurt wat leuke dingen heeft ingestudeerd. De jongens en meisjes, bijna allemaal van Marokkaanse of Surinaamse afkomst, rennen langs de lange eettafels en doen een paar acts. Een moeder met hoofddoek maakt foto’s met haar telefoon. Dan schreeuwen de kinderen een ‘eet smakelijk’-yell in de microfoon, die de bezoekers allemaal moeten herhalen.
‘Ik versta er helemaal niks van’, zegt Wil. ‘Komt die soep nou nog een keer? Ik heb honger.’ Geïrriteerd kijkt ze naar de man aan de overkant van de tafel. Die schudt ook z’n hoofd. ‘Het zou om half zes beginnen, en het is nu al kwart over zes’, zegt hij. ‘Voortaan ga ik eerst naar de Febo.’
Lucas moet lachen als hij hoort over het gemopper. ‘Welkom in Amsterdam-Noord’, zegt hij. ‘Ze klagen overal over, maar ondertussen komen ze elke week terug, sommigen zelfs op beide dagen dat we hier koken, al jaren achtereen.’ Vanmiddag om half drie, toen de deuren net geopend waren, zaten de eerste bezoekers al aan de tafeltjes bij de bar. ‘Bakje koffie, borreltje, ouwehoerpraatje. Dat is ook precies de bedoeling van Resto VanHarte: mensen bij elkaar brengen. Met zo’n theatergroep willen we ze een beetje activeren en ze in aanraking laten komen met de jeugd.’
Volgens hem hangt er een goede sfeer onder de bezoekers, ook als ze elkaar nog niet zo goed kennen. ‘Laatst kwam er een man half huilend naar me toe om te vertellen dat hij naar een verzorgingstehuis moest. Hij woonde op drie-hoog, maar kon de trappen niet meer goed af. Zijn enige zoon was geëmigreerd naar Canada, en hij had niemand om hem te helpen verhuizen.’ Dezelfde avond deed Lucas nog een oproep tijdens het diner. ‘Stonden we een paar dagen later met zeven man voor z’n deur om hem te verhuizen.’ Volgens hem voelen veel van de vaste klanten zich sinds ze naar het restaurant komen een stuk minder eenzaam. ‘Er zijn twee dames die elkaar al twintig jaar tegenkwamen op straat. Nog nooit een woord gewisseld, totdat ze hier met elkaar in gesprek kwamen. Bleken ze allebei van naaien te houden. Nu organiseren ze een wekelijkse naaiochtend in het buurtcentrum.’
Omdat lang niet iedereen uit zichzelf de stap durft te zetten richting Resto VanHarte, gaat Lucas – vorig jaar nog sommelier bij het tweesterrenrestaurant Ciel Bleu van het Okura Hotel – er regelmatig actief op uit. ‘Bij huisartsen loop ik de deur plat’, lacht hij. ‘Die hebben bij patiënten soms het vermoeden dat er eenzaamheid schuilt achter de vage klachten die ze hebben. Ik zorg dan dat ik ook “toevallig” in de wachtkamer zit, en knoop een praatje met ze aan. Enthousiast nodig ik ze vervolgens uit om een keer naar het restaurant te komen. Negen van de tien keer zie ik ze hier even later aan tafel zitten.’ Hij gebaart naar de schoolkinderen die met hun rode schorten heen en weer lopen tussen de keuken en het restaurant. ‘Met hen halen we ook meteen hun ouders binnen. In Noord wonen veel alleenstaande allochtone moeders, die vaak een geïsoleerd bestaan leiden. Als zij hier bij hun kinderen komen kijken, zijn ze mooi direct de deur uit.’
Psycho-gerontoloog Nan Stevens gelooft erg in de kracht van buurtrestaurants. ‘Zo’n gezamenlijk diner is een laagdrempelige manier om nieuwe contacten op te bouwen’, zegt ze. Maar ze wil benadrukken dat eenzaamheid niet alleen onder ouderen en alleenstaanden voorkomt. ‘Kinderen kunnen er ook last van hebben, jongvolwassenen, zelfs mensen met een partner. Binnen een relatie kun je je heel eenzaam voelen, het is echt geen summum.’
Eenzaamheid kan volgens haar zowel ontstaan uit interne factoren – bijvoorbeeld het gebrek aan sociale vaardigheden of zelfvertrouwen – als uit externe factoren, zoals een verhuizing, een ontslag of het verlies van een dierbare. ‘Overgangssituaties kunnen ertoe leiden dat je in een isolement raakt. Als je dan niet actief in je netwerk investeert, loop je kans in een vicieuze cirkel terecht te komen.’

Hoe snel het kan gaan, merkte Sonja Remert (59), die na 38 jaar als technisch oogheelkundig assistente bij een reorganisatie werd ontslagen. ‘Al die jaren had ik voor m’n werk geleefd, voor m’n gezin’, vertelt ze in haar benedenwoning in Amsterdam-Oost. ‘Toen ik in 2010 op straat kwam te staan, sloeg het zwarte gat toe. Ik was een jaar daarvoor verhuisd en had nog geen kennissen in m’n nieuwe buurt. M’n man was een paar jaar daarvoor overleden en m’n zoon woonde inmiddels op zichzelf, die kwam alleen nog af en toe een bakkie doen. In het begin heb ik me bewusteloos gesolliciteerd, maar met m’n 57 jaar was ik afgeschreven. Meestal kreeg ik niet eens een reactie. Na een jaar dacht ik: al die teleurstellingen, ik stop ermee.’
Zonder werk en zonder vrienden begon Sonja zich steeds meer terug te trekken. ‘Op een gegeven moment ging ik de deur niet eens meer uit voor boodschappen. Dit is het dan, dacht ik. Als ik zo verder moet leven, hoeft het voor mij niet meer.’ In de eerste periode na haar ontslag belden oud-collega’s haar nog wel eens op. Maar toen ze er vorig jaar een hersenbloeding overheen kreeg, hield dat ook op. ‘Ik denk dat ze gewoon niet wisten hoe ze ermee om moesten gaan. En ze hebben natuurlijk hun eigen leven, dat snap ik wel.’ Dat ze zich eenzaam voelde, vertelde ze tegen niemand. ‘Dat was m’n eer te na, ik wilde niet dat mensen me zielig vonden. Of dat ze zouden denken: o jee, eenzaam… dat wordt claimen! Nee hoor, ik bleef vrolijk glimlachen.’
Door de hersenbloeding had Sonja moeite om nog zelfstandig te wonen. ‘Ze wilden me bijna in een bejaardentehuis stoppen, maar daar ben ik toch echt nog wat te jong voor.’ Ze besloot met al haar energie zo snel mogelijk op te krabbelen. ‘Ik ben eigenwijs en wilde alles weer doen zoals ik gewend was. De buurt houdt me nu continu in de gaten, omdat ik in het begin nog veel viel. “Doe je voorzichtig?” vragen ze als ik naar de vuilcontainer loop. Heel aardig hoor, maar soms denk ik: rot op. Mensen denken dat je achterlijk bent geworden, maar dat is niet zo. Ik ben langzaam geworden, maar niet achterlijk.’
Sinds maart dit jaar heeft Sonja een maatje, via het project Samen in Amsterdam van het Rode Kruis. Een jonge vrouw, die wekelijks langskomt voor een bakje koffie. ‘Het is heerlijk om met haar naar het cafeetje om de hoek te gaan en lekker te kletsen. Echt zo’n meid van: kom op, dat gaan we even doen. Ze legt me van alles uit over het internet, heerlijk, even die frisse wind erdoorheen.’
Inmiddels heeft ze zich aangemeld bij de buurtcommissie en doet ze vrijwilligerswerk voor een mensenrechtenorganisatie. Met haar rollator loopt ze iedere dag even naar de Albert Heijn. ‘Zo blijf ik in beweging, en soms kan ik dan nog even een babbeltje maken met een buurman. Langzaam hoop ik m’n netwerkje op te zetten.’ Ook zit ze regelmatig op haar terras te kijken naar de spelende kinderen op het plein. ‘Als ze even een glaasje water willen, of moeten plassen, kunnen ze altijd bij mij terecht.’ Ze pakt een rode envelop van de tafel, die ze afgelopen weekend in haar brievenbus kreeg. ‘Van iederen van het plijn voor u’, staat er in kinderhandschrift op geschreven. ‘Bedankt dat u altijd zo aardig bend.’
Volgens berekeningen van het Rode Kruis leven alleen al in Amsterdam tachtigduizend mensen in een isolement. ‘Met het project Samen in Amsterdam proberen we ieder jaar tweehonderd mensen te koppelen aan een vrijwilliger’, zegt teammanager Suzanne Segaar. ‘Een druppel op de gloeiende plaat natuurlijk. Het is ontzettend lastig om vrijwilligers te vinden: iedereen is druk, mensen willen zich niet zomaar voor een jaar committeren. Bovendien is het vaak pittige casuïstiek, dat moet je wel durven aangaan.’
Naast het maatjesproject organiseert het Rode Kruis ook al een paar jaar de groepscursus Vrienden maken kun je leren, waarin deelnemers tips krijgen hoe ze contacten kunnen opbouwen en verdiepen. ‘Vanaf dit najaar heet de cursus Sterk door je netwerk, omdat dat krachtiger klinkt’, zegt Segaar. ‘Komend jaar is het volle bak in alle stadsdelen, je ziet dat er echt behoefte aan is.’ Volgens haar is er een omwenteling gaande in de maatschappij, die haar weerslag heeft op het aantal eenzame mensen. ‘De overheid trekt zich terug, er wordt meer en meer van de burger zelf verwacht. Ondertussen groeit de armoede. Steeds meer mensen vallen tussen wal en schip.’
Ook Nan Stevens van de Radboud Universiteit ziet die ontwikkeling in de Nederlandse samenleving. ‘We hebben het tegenwoordig over de participatiemaatschappij, maar sommige mensen hebben moeite om daaraan mee te doen. Veel activiteiten in de wijk en in het welzijnswerk dreigen wegbezuinigd te worden, en ook bij de geestelijke gezondheidszorg wordt alleen de zware problematiek nog vergoed. Rouwverwerking of relatieproblemen? Daar hoef je niet meer mee aan te komen, terwijl die de voorloper kunnen zijn van eenzaamheid, depressiviteit of andere psychische stoornissen. Als niemand dat aanpakt, hebben we een probleem.’
Dat een groeiende groep mensen tussen wal en schip valt, merken ze bij De Regenboog Groep, de organisatie die zich inzet voor kwetsbare Amsterdammers. In 2012 koppelden ze 620 deelnemers, veelal met een psychiatrische stoornis of een verslaving, aan een vrijwilliger. Ondertussen zien ze de wachtlijst verder groeien. ‘Ik heb een buddy gehad, een maatje en een netwerkcoach’, vertelt Lidie Nonnekes (29) in haar flat in Amsterdam-Noord. In de hoek van de woonkamer liggen twee honden te snurken. Lidie heeft al sinds haar vroege jeugd last van zware depressies en voelt zich vaak extreem eenzaam. ‘Als je niet goed meedraait in het maatschappelijke verkeer, val je er al snel helemaal buiten. Mensen weten niet wat ze met je aan moeten.’
Op school werd Lidie gepest en mishandeld, en werken ging daarna ook niet meer. ‘Op mijn achttiende werd ik opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Ik beschadigde mezelf zo erg dat het gevaarlijk werd.’ Na een hele reeks therapieën en verschillende medicijnen kwam ze jaren later weer op straat te staan. Uitbehandeld. ‘De doktoren vonden dat ze niks meer voor me konden doen. Dat ik er helemaal alleen voor stond, dreef me tot wanhoop. Als ik doodga, vinden ze me pas als ik ga stinken, dacht ik.’ Lidie nam een hond om zichzelf te dwingen de deur uit te gaan. ‘Dat heeft me gered, en ik denk dat dat voor veel eenzame mensen geldt. Dieren geven je onvoorwaardelijke liefde.’
Sinds vijf jaar heeft Lidie een relatie en probeert ze via De Regenboog Groep haar leven weer op de rit te krijgen. ‘Omdat ik zo lang alleen nog maar met hulpverleners in aanraking was geweest, wist ik helemaal niet meer hoe ik een normaal gesprek moest voeren. Met mijn maatje kon ik weer kletsen over gewone dingen. Filmpje kijken, kopje koffie buiten de deur, opeens lukte dat weer.’
Door het contact met haar netwerkcoach leerde ze veel over zichzelf. ‘Eigenlijk ben ik helemaal niet zo sociaal, ik vind het moeilijk om gesprekken gaande te houden.’ Ze hoopte aan het einde van het traject nieuwe vrienden te hebben, maar dat is niet gelukt. ‘Nu doe ik vrijwilligerswerk, als ervaringsdeskundige geef ik voorlichting op scholen en ik werk bij de telefonische hulplijn van Sire. Ik voel me nog steeds regelmatig eenzaam, maar lang niet meer zo erg als vroeger.’
In hoeverre maatjesprogramma’s – in Amsterdam alleen al lopen 32 projecten, zie ikwordmaatje.nl – structureel bijdragen aan het terugdringen van eenzaamheid, daar zou volgens psycho-gerontoloog Stevens meer onderzoek naar moeten worden gedaan. ‘Wat ik vaak zie bij de cursusgroepen die ik zelf bestudeer, is dat de eenzaamheid niet helemaal verdwijnt. Sterk eenzamen voelen zich na afloop vaak minder eenzaam, maar of dat standhoudt, is lang niet altijd duidelijk.’ Volgens haar is het vooral belangrijk dat de deelnemers zich blijven inzetten voor de uitbreiding van hun sociale netwerk en zich niet te veel vastklampen aan iemand als een maatje. ‘Voor de vrijwilliger is het zwaar om te weten dat je de enige in iemands leven bent, en voor de deelnemer lost het ook onvoldoende op. Als het maatje weg is, ben je weer alleen.’
In buurtcentrum De Meeuw is ondertussen de hoofdmaaltijd gearriveerd: kip siam met rijst en spinazie. ‘Vers van het land’, glundert Lucas Geluk. Wil kijkt argwanend naar het bord dat door een buurtkind voor haar neus wordt gezet. ‘Is dit homeopatisch?’ vraagt ze. Trees moet lachen. ‘Vegetarisch bedoel je? Nee hoor, volgens mij zit er vlees in.’ Terwijl ze hun bord in hoog tempo leeg eten, komt het meisje van theatergroep Zid langs om te vragen of ze binnenkort willen meedoen met een groot toneelstuk. ‘Voor mij hoeft dat niet’, zegt Trees, maar haar buurman geeft toch zijn telefoonnummer.
Om half acht wordt het toetje geserveerd, Turkse yoghurt met honing en vers fruit. ‘Lekker’, knikken de dames. Zodra ze het op hebben, maken ze dat ze wegkomen. ‘Je wordt gewoon stijf van het hier zitten’, zegt Wil terwijl ze zich van haar stoel hijst. De massale uittocht is begonnen, binnen een paar minuten zijn er nog maar enkele bezoekers over. ‘Tot in de pruimentijd hè, Lucas’, groet een dame met een panterprintjas die nog even een praatje is blijven maken. Met haar rollator schuifelt ze richting uitgang. ‘Heb je de kat van de buren overreden?’ roept hij haar na. Ze lacht en kijkt nog één keer achterom. Dan loopt ze naar buiten, de regen in.
De namen van Wil en Trees zijn gefingeerd