BAGDAD — Drie jongetjes van een jaar of acht huppelen vrolijk in het rond op pianomuziek. Ze dragen witte shirtjes en strakke zwarte dansbroeken en kopiëren zo goed en zo kwaad als het gaat de vloeiende bewegingen van enkele meisjes die een paar jaar ouder zijn. Ze blijven zo ver mogelijk uit de buurt van de balletlerares, een stevige dame met roodgeverfd haar en hooggehakte schoentjes. Dat stoort haar niet. In haar klas van zo’n vijftien leerlingen gaat het haar om de gevorderde meisjes die inmiddels dansen als trotse jonge vrouwen. Ze kijkt streng en corrigeert steeds hun houding. De drie jongetjes doen intussen verwoede pogingen een rekoefening uit te voeren aan een van de rekstokken langs de spiegelwanden.
Het is een opmerkelijke scène in hedendaags Bagdad dat geteisterd wordt door zelfmoordaanslagen en schietpartijen. De School voor Muziek en Ballet waar het tafereel plaatsheeft, werd in 1968 opgericht door Russische dansers en georganiseerd naar het beproefde Russische systeem van de geïntegreerde academie. Van hun zesde tot hun achttiende worden de leerlingen zowel onderwezen in dans of muziek als in gewone vakken als wiskunde. Lange tijd was Bagdads School voor Muziek en Ballet de leidende dans- en muziekacademie in het Midden-Oosten, maar Saddam Hoesseins oorlogen en de internationale sancties maakten daaraan een einde. Maar nog altijd wordt er lesgegeven aan bijna 250 kinderen. De muziekafdeling kent specialisaties in vijftien verschillende instrumenten, zowel westerse als oosterse.
De oorlog tegen Saddam heeft ook hier zijn tol geëist. De school ligt vol puin en vernietigde instrumenten. In een klein kamertje krijgt een jong meisje dat een paar maanden eerder met de school is begonnen pianoles. De grotere kamer ernaast is volgestouwd met de resten van piano’s en andere muziekinstrumenten. Het zijn de resultaten van plunderingen die de school twee keer kort na elkaar troffen. De laatste keer was drie maanden geleden, toen een woedende menigte de school bestormde na een vuurgevecht tussen Iraakse ex-militairen en Amerikaanse soldaten.

«De plunderaars waren reactionairen die het op onze school hadden voorzien. Ze hebben niets gestolen, maar vernielingen aangericht en brand gesticht. Ze hadden het voorzien op onze instrumenten. Hele piano’s hebben ze gesloopt.» Jamal Mahdih Salih, onderdirecteur van de Muziek- en Balletschool, wijst op de muur rond het schoolplein. Die ziet eruit als een vestingwal, met prikkeldraad en beton. De school wordt bewaakt door mannen met kalasjnikovs. Op het plein spelen kinderen. De lessen, ook de balletlessen, zijn gemengd. En dat zint niet iedereen buiten de zware schoolmuur. De school wordt gezien als een westers bastion. Bewakers maakten al een paar keer explosieven onschadelijk en worden soms ’s nachts beschoten.
Jamal Mahdih Salih: «De plunderingen waren bijna onze nekslag. We hebben zelf geen geld. We zijn afhankelijk van het ministerie van Onderwijs, maar dat is heel conservatief. Het ziet niets in onze academie.» Het aanleggen van de ommuring en het inhuren van bewakers en generatoren die de school van stroom voorzien als weer eens de elektriciteit uitvalt, zijn door de ouders zelf bekostigd. Vroeger zou dat geen probleem zijn geweest. Toen was zestig procent van de leerlingen afkomstig uit de welvarende hogere middenklasse. Maar in de loop der jaren verpauperde ook die groep. «Het is triest te zien dat families die het vroeger goed hadden hun kinderen nu haast niet naar onze school kunnen sturen», zegt de onderdirecteur.
Van Unicef heeft hij alleen mooie beloften gehad. Sinds de Verenigde Naties Irak verlieten na een zelfmoordaanslag op het hoofdkwartier in Bagdad heeft de academie van Unicef niets meer gehoord, zegt hij. De school leunt zwaar op bijdragen van de Noorse organisatie Norwegian Church Aid (NCA). «Het ging ons aanvankelijk alleen om de kinderen», vertelt Tore Winsvold van NCA, «totdat we in de gaten kregen wat voor enorme betekenis deze school heeft. De muziekleraren zijn tevens lid van het Iraakse Nationaal Symfonieorkest. Dat is nog altijd het oudste en verreweg meest gerenommeerde van het hele Midden-Oosten.» De kleine hulporganisatie wist door middel van internationale noodoproepen en een inzamelingsactie van een Noors symfonieorkest nieuwe instrumenten te vinden. De hulpkreet namens het orkest en de school zwerft nog steeds rond op internet. Inmiddels zijn er genoeg instrumenten gevonden om het symfonieorkest weer speelklaar te krijgen. «Maar zonder hulp van buitenaf zou dat niet gelukt zijn», zegt Salih.

Opmerkelijk genoeg lieten de Amerikanen het afweten op het financiële vlak. En dat terwijl ze geen gelegenheid onbetuigd laten om te tonen dat ze het goed voor hebben met Irak en dat hun bestuur zijn vruchten afwerpt. Ze omarmden echter niet de School voor Muziek en Ballet, maar het daarvoor nóg geschiktere Iraakse Nationaal Symfonieorkest. Daarmee kun je immers de boer op. Het eerste buitenlandse concert sinds de oorlog gaf het orkest in Noorwegen, om de Noren te danken voor hun steun. Het eerste concert in Irak zelf was een Amerikaanse propagandastunt. Het vond plaats in juni in Bagdad, in een met beton, prikkeldraad en tanks afgezet hoofdkwartier van de door de Amerikanen geleide Coalitie die momenteel de dienst uitmaakt in Irak. Niet bepaald de setting voor een onbevangen muziekexercitie.
Het werd een opgeklopte emotionele bedoening, met als hoogtepunt een uitvoering van Mijn land, het Iraakse volkslied totdat Saddam Hoessein het in de jaren tachtig verving door een nieuwe deun die niet het volk, maar zijn regime verheerlijkte. «Jullie spelen een zeer belangrijke rol in het verspreiden van de boodschap dat niemand van ons zich moet laten intimideren door terroristen», sprak de Amerikaanse bewindvoerder Paul Bremer bij dat concert. Daarmee maakte hij het orkest tot verlengstuk van de Amerikaanse politiek.
Niet geheel tot genoegen van orkestlid Husham Sharaf, die geen klarinet meer kan spelen wegens een granaatscherf die zijn vinger binnendrong toen een Amerikaanse tank in april zijn huis beschoot. Toch ging het orkest akkoord met het voorstel het symfonieorkest begin december te laten optreden in Washington. Muzikanten moeten óók eten. Tijdens een van de laatste oefensessies in Bagdad viel de stroom uit en speelden de muzikanten knarsetandend door in het donker.
Het is tekenend voor de situatie. De Amerikanen leuren met de hoge kunst omdat die zo lekker camerageniek is (het symfonieorkest was herhaaldelijk te zien op CNN), maar het lukt ze niet het alledaagse leven enigszins gerieflijk te maken. Elke dag valt de stroom talloze malen uit. De benzinestations in dit olierijke land kunnen zelden leveren aan de ellenlange rijen wachtende automobilisten. Amerikaanse militairen uitgerust met zwaar materieel bewaken de benzinepompen om te voorkomen dat die worden bestormd door woedende menigten, zoals reeds enkele keren gebeurde. Midden in Bagdad zijn nog open riolen. Drinkwater is levensgevaarlijk. En er vinden nu zelfs bomaanslagen plaats in de voorheen veilige moskeeën en in restaurants. Met veel Amerikaans tamtam ging half december een toneelfestival van start in Bagdad. Het werd een mislukking door het wegblijven van het publiek. Volle theaters zijn immers een uitgelezen doelwit voor zelfmoordcommando’s.

Het Iraakse Nationaal Symfonieorkest speelde op 9 december in Washingtons John F. Kennedy Center for the Performing Arts, samen met een deel van het Amerikaanse Nationaal Symfonieorkest. Het concert werd gepropageerd als een daad van verbroedering. «Een prachtige manier voor Amerikanen om te leren over Irakezen en voor Irakezen om te leren over Amerikanen», volgens Michael Kaiser, een culturele hot shot van het State Department dat het leeuwendeel van de kosten voor zijn rekening nam. Het was opnieuw een ongehoorde publiciteitsstunt, stevig gefilmd en zo diep mogelijk uitgebuit door president Bush’ campagneteam. Hij zat op de ere tribune samen met zijn vrouw.
Op de dag van het concert schreef journaliste en documentairemaakster Felicity Arbuthnot een artikel waar de walging vanaf spatte. Arbuthnot deed uitvoerig onderzoek naar de gevolgen van de door de VS afgedwongen VN- sancties tegen Irak. Ze brachten het orkest op de rand van de afgrond: snaren mochten niet worden ingevoerd, evenals onderdelen voor fluiten, luiten en hobo’s. Het gebrek aan elektriciteit tijdens de sancties, veroorzaakt door het embargo op onderdelen voor elektriciteitscentrales, leidde volgens Arbuthnot indirect tot de zware brandwonden aan de handen en in de nek van dirigent Mohammed Amin Ezzet. Zijn vrouw bereidde rijst op een onveilig kookstel. Haar kleding vatte vlam. Ezzet hoorde haar geschreeuw, stormde vanuit zijn werkkamer naar haar toe, zag haar branden en wierp zich op haar. Zijn vrouw was zo gruwelijk verbrand dat slechts haar moeder bij haar mocht in het ziekenhuis. Daar overleed ze niet veel later. Ezzet overleefde, maar raakte verminkt.

Jamal Mahdih Salih van de Muziek- en Balletschool is somber. Hij verwacht niet veel goeds van het concert in Washington. Hij vraagt zich af hoeveel leden van het Iraakse Symfonie orkest — tenslotte zijn muziekleraren — uiteindelijk Irak zullen verlaten. «Het is belangrijk voor hun carrière om in Washington te spelen. Het zijn gerenommeerde muzikanten en ze kunnen in het Westen veel meer verdienen dan hier. Maar onze muzikanten, dansers en kunstenaars zouden bekend moeten worden in onze eigen maatschappij, niet alleen daarbuiten. De regering zou op cultureel gebied veel meer in Irak zelf moeten laten gebeuren.»
Intussen lukt het hem nauwelijks de school draaiende te houden. «Wij zijn geen gewone school, maar een culturele spiegel», meent Salih. «Aan hoe het ons vergaat zie je welke kant het op gaat met de cultuur in Irak. En helaas moet ik zeggen: het gaat niet goed met ons.»