Begrijpelijk: de impact van het laatste album Ja, Natúúrlijk! was geringer dan die van de drie voorgangers. Onterecht op artistieke gronden overigens: het zowel tekstueel én muzikaal een album dat op geen enkele manier onderdeed voor de voorgaande. Het probleem van De Jeugd (allemaal relatief: de band speelde op haar tiende verjaardag de Heineken Music Hall vol) was in zekere zin dat van het wonderkind: op zeker moment wennen die negens op het schoolrapport.

Het nieuwe album Manon staat voor een groot deel in het teken van de liefde. De muziek klinkt geregeld naar synthipop uit de jaren tachtig, de teksten zijn vaak liefkozend, de vocalen glijden de r binnen, de ballads zijn talrijk. De optelsom van dat alles klinkt aanvankelijk als een teleurstelling. Te vlak, te weinig stampers, een paar op het eerste gehoor ronduit saaie nummers (Zakmuitdeheup blijft dat, ook na talloze luisterbeurten), en te weinig teksten die meteen tot opgetrokken wenkbrauwen leiden. Want dat kwam op élk album van De Jeugd minstens een paar keer langs: het moment dat je even terug moest luisteren of je dat zojuist nou werkelijk goed had verstaan, die zin of zelfs dat woord dat je nog nooit had gehoord, die zoveelste twist aan straattaal, die ironie die vrijwel nooit té gemakkelijk was.

Pas na enkele luisterbeurten valt Manon op z’n plek, te beginnen in het ingetogen Futurophobia (goede titel ook). De openingsregels: ‘Ik ben een klein kind verkleed als volwassen man, die het nieuws niet durft te volgen en die bang is voor de krant.’ Het is een ronduit kwetsbaar nummer, er valt niks te grinniken. We luisteren inmiddels naar dertigers en veertigers, mannen met kinderen, die hun eerste vrienden begraven hebben en grote liefdes gedag gezegd. De aanvankelijke teleurstelling blijkt vooral de boemerang van de verwachtingen: zelfs De Jeugd van Tegenwoordig krijgt op een gegeven moment last van verwachtingen. En die tarten en trotseren ze nu.

Het album eindigt met een vermakelijk hoorspel, getiteld Ze kan me wel schieten part 1, gevolgd door het gelijknamige nummer (part 2 en 3), dat voor een lengte van ruim zeven minuten een bijna absurd gebrek aan variatie kent. Maar ook hier geldt: ruimte en aandacht geven, afwerpen dat verlangen naar een grap of beuker, en dan gewoon opeens horen hoe gedurfd en spannend het is dat het nummer na een minuut of drie gesmoord wordt in een piano-interlude, en zichzelf dan weer herpakt met een ‘Pief paf poef, nigger’.

Het prijsnummer is Broertje ik heb je, een nummer met een dermate schaamteloos cheesy plastic popsausje dat het lang verdrongen herinneringen oproept aan het Duitse tandpasta-lachduo Modern Talking, maar waarin de bandleden hun eigen vriendschap met elkaar eren. Op z’n De Jeugds dan: ‘Hé kankerlijer, ik heb je.’

De Jeugd van Tegenwoordig, Manon (Topnotch); 17 en 18 december in Paradiso, Amsterdam