Toen Orson Welles zijn War of the Worlds als hoorspel liet horen, werd hem na afloop verweten dat hij de luisteraars in de maling had genomen. Hij had paniek veroorzaakt waar dat niet nodig was geweest. Aanvankelijk, onder druk van de radiostudio die de reclame-inkomsten zag dalen, bood hij zijn excuses aan. Later trok hij die in. Hij zei dat hij mensen die werkelijk geloofden dat er wezens van Mars zouden zijn die een invasie van de aarde beoogden, niet serieus hoefde te nemen. Hij zou gezegd hebben: ‘Ben ik verantwoordelijk voor de domheid van de mensen? Straks komt er nog een tijd dat men goochelaars achter slot en grendel gaat zetten, omdat de mensen niet begrijpen hoe het kan dat hij een meisje doorzaagt, dat uiteindelijk toch blijkt te leven.’

Orson Welles hield van goochelen. Zijn film Fake gaat hierover, een film die ten onrechte nooit gezien is als een reflectie op War of the Worlds; Orson Welles pakt in het docudrama allerlei vervalsers aan, maar doet dat met een zekere bewondering.

De nieuwe Orson Welles heet Geert Wilders en de nieuwe War of the Worlds heet Fitna. Natuurlijk, Geert heeft nog niet een duizendste van het talent van Welles, maar de goede verstaander weet onmiddellijk wat ik bedoel. Of de film Fitna nu wel of niet komt, doet niet ter zake, men is, net als bij het hoorspel van Welles, bang om zaken die nog niet zijn gebeurd. Men is in paniek om een kunstwerk – hoe laag het allooi misschien ook is – en men overweegt zelfs, zonder ook maar een millimeter celluloid te hebben gezien, de film te verbieden en te censureren. Zelfs de minister-president spreekt van een ‘ernstige crisis’.

Het ernstigste van dit alles is dat je merkt hoe zwak en hoe betekenisloos onze grondrechten eigenlijk zijn.

Als het erop aankomt, zoals nu, blijkt de vrijheid van meningsuiting domweg aan de kant geschoven te kunnen worden. Kranten van naam, zoals de Volkskrant, en politici van enige statuur, zoals Donner en Verhagen van het CDA, of Pechtold van D66, komen met heel eigenzinnige interpretaties van die vrijheid van meningsuiting op zo’n manier dat vrijheid van meningsuiting eigenlijk geen vrijheid van meningsuiting meer is. Zo zeggen ze: de vrijheid van meningsuiting is nooit bedoeld om te kwetsen. Juist wel, anders heb je geen vrijheid van meningsuiting nodig. Of je hoort: de vrijheid van meningsuiting is niet absoluut, ze wordt begrensd door de wet. Je vraagt je in zo’n geval af hoe de wet veranderd moet en kan worden als je die nooit kunt bestrijden.

Of je hoort: vrijheid van meningsuiting mag nooit gebruikt worden om religieuze intolerantie te bevorderen. O nee? Waarom hebben we dan een Humanistisch Verbond, of waarom hebben we dan Vrijdenkers die juist religies bestrijden? Van links tot rechts weten politici niet hoe ze moeten reageren, en reageren vervolgens volkomen fout.

Uit alles blijkt dat men voor vrijheid bang is, en daarom houden we eigenlijk niet van de vrijheid van meningsuiting. We geloven nog steeds in cultuurrelativisme en in godsdienstrelativisme.

We willen onze macht behouden, en leveren daarvoor grif iedere vorm van vrijheid in. Wilders bedreigt onze gemoedsrust en onze betrekkelijke staat van luiheid, en dat nemen we hem kwalijk.

Orson Welles zei in een interview: ‘Als er hier wezens van een andere planeet komen en die zeggen: we komen de macht overnemen, maar we geven jullie allemaal een koelkast, een auto en een radio, dan worden de wezens van die andere planeet met vlaggetjes van die andere planeet door iedereen verwelkomd.’

En zo is het maar net.