Zijn gingen tegenover elkaar zitten, elk in een andere hoek van hun veel te grote huiskamer. Er viel een lange stilte. Geen scheidsrechter floot voor de aftrap. Zij waren kennelijk te ervaren om elkaar domweg uit te schelden.
Maar ik zag wat zij dachten.
‘Hou je eigenlijk nog van mij?’ wilde de man vragen, maar hij hield zijn mond.
‘Typisch jij, egoist! Nooit vraag je of ik gelukkig ben’, dacht zij.
‘Maar ben je gelukkig?’ flitste door zijn wanhopige hoofd.
‘Liefste, ik zie dat je niet gelukkig bent’, probeerde de man, nog steeds zwijgend, het ijs te breken.
‘Doe dan verdomme iets!’ dacht de vrouw.
Nu zag ik tot mijn afgrijzen dat de man overwoog zichzelf ter discussie te stellen.
‘Wat vind je eigenlijk van mij?’ dacht hij.
Maar zij dacht terecht: ‘Kun je niet eens over iets anders dan jezelf praten?’
De stilte werd ondraaglijk. Mijn knieen begonnen inmiddels behoorlijk pijn te doen.
‘Toegegeven, ik heb fouten gemaakt’, stond op zijn gezicht te lezen en hij verhief zich van zijn stoel.
‘Ik ook’, dacht de vrouw en ook zij stond op.
Vermoeid omarmden zij elkaar. Als twee zandzakken hingen zij in elkaars armen, tevergeefs wachtend op de arbiter die ‘break’ zou roepen.
Rubriek
Bange gedachten
Ik ben gek op sleutelgaten, al gaat het me niet om de seks, maar om het drama. ‘Alles is al eens gezegd’, zei de man. ‘Laten we dus, na dertig jaar huwelijk, eindelijk eerlijk tegen elkaar zijn.’ ‘Waarom niet?’ antwoordde de vrouw. ‘De kinderen zijn toch allang het huis uit.’
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1994/28
www.groene.nl/1994/28