Het was tijdens de lunch met haar redacteur van Harper’s toen Barbara Ehrenreich, boven een bord zalm en veldsla, eruit floepte: ‘Someone ought to do the old-fashioned kind of journalism – you know, go out there and try it for themselves.’ Ze had verschillende verhalen over popcultuur gepitcht toen de conversatie op armoede kwam, een thema dat haar van oudsher aan het hart ging. Met dat ‘someone’ dacht ze aan een jonge, ambitieuze journalist met handenvol tijd. Haar redacteur kreeg een vreemd glimlachje op zijn gezicht en antwoordde met één woord: ‘You’.
Het resultaat van die lunch werd Nickel and Dimed: On (Not) Getting by in America, dat in 2001 verscheen en Barbara Ehrenreich in één klap bekend maakte. Een half jaar had ze zich voorgedaan als gescheiden huisvrouw zonder opleiding en als schoonmaakster, kamermeisje, serveerster en Walmart-medewerker geprobeerd de kost te verdienen. Haar conclusie over de verborgen economie van het laagbetaalde werk: van één baan kun je niet rondkomen; alleen degenen die sterk genoeg zijn om banen te stapelen kunnen nog enigszins rondkomen. En: als je per uur wordt betaald, betaal je met je leven.
Nickel and Dimed was het verslag van ‘het andere Amerika’, niet dat van de superrijken en de pop-, film- en sportsterren waar de media zo graag het licht op lieten schijnen, maar een geheim continent, waar verslaggevers zich nauwelijks waagden. Ehrenreich schreef erover met een scherp oog en een groot hart. Haar kracht was dat ze niet alleen het leven van werkende armen invoelbaar beschreef, maar dat ze ook een vlijmscherp sociaal commentator was. Zo wees ze erop dat je heel wat geld moest hebben om arm te zijn. Hoe kon je anders een maand huur vooruit en de borg voor een kamer betalen? Hoe een verzekering in een slechte buurt? Nog zo’n scherpe observatie: het zijn niet de superrijke filantropen die het meeste ‘geven’, maar de werkende armen die de grootste anonieme donors zijn. ‘Ze verwaarlozen hun eigen kinderen om voor de kinderen van anderen te zorgen; ze wonen in ondermaatse huizen opdat andere huizen glanzend en perfect zijn; ze verduren ontberingen opdat de inflatie laag en de aandelenprijzen hoog zijn.’
Barbara Ehrenreich werd in 1941 geboren in de mijnwerkersstad Butte; haar vader en grootvader werkten beiden in de kopermijnen. Het was de tijd dat ‘een man met een sterkte rug – en beter nog, een sterke vakbond’, voor het gezinsinkomen kon zorgen. Haar vader groeide mee met de welvaart van de Verenigde Staten en ging studeren, waardoor hij de stap kon maken naar een middenklassebestaan. Voor Ehrenreich zelf was het in de jaren zestig vanzelfsprekend om te studeren – chemie en celbiologie – en de sprong te wagen van een carrière aan de universiteit naar het fulltime schrijverschap.
Dat schrijverschap was buitengewoon veelzijdig. ‘I would say curiosity and rage drive me, those are the two things’, zei Ehrenreich in het filmportret over haar dat vertoond werd bij de uitreiking van de Erasmusprijs in 2018. De woede spreekt uit de participerende journalistiek in Nickel and Dimed en het vervolg erop uit 2005, Bait and Switch, waarin ze zich op zoek naar een nieuwe kantoorbaan verlaat op loopbaanbegeleiding, persoonlijkheidstraining en motivatiegoeroes. Allemaal tevergeefs. Het is, met Fear of Falling (1989), een van de boeken waarin ze wijst op de fragiliteit van de middenklasse. Woede straalde ook de boeken uit over het zo typisch Amerikaanse dogma van positief denken (Smile or Die, over de infantiele roze-lintjescultuur die over borstkankerpatiënten wordt uitgestort) en over de Amerikaanse gezondheidsobsessie (Natural Causes, 2018, in het Nederlands vertaald als Oud genoeg om dood te gaan).
Haar nieuwsgierigheid blijkt uit de veelheid van onderwerpen waar ze zich alleen al in haar boeken op wierp: van de geschiedenis van collectieve feesten tot de wortels van onze passie voor oorlog; van het deskundigenadvies waarop vrouwen door de eeuwen werden getrakteerd tot een geschiedenis van vrouwelijke genezers (Witches, Midwives and Nurses).
Barbara Ehrenreich zal voortleven in haar boeken, die niet alleen uitblinken in compassie, maar ook in een precieze en geestige stijl – een voorbeeld: ‘With all the talk about how to stimulate it, you’d think that the economy is a giant sex organ.’ Haar journalistieke methode – je onderdompelen in de wereld waar je verslag van wil doen – heeft al veel navolging gevonden. De laatste jaren van haar leven hielp ze jonge journalisten met een achtergrond van armoede ook daadwerkelijk op weg met het Economic Hardship Reporting Project (ehrp) dat ze in 2012 oprichtte. Ze vond dat zij niet meer het woord hoefde te voeren voor de werkende armen; ze hielp hen hun eigen stem te ontwikkelen – en betaalde soms ook, van haar eigen geld, hun hotelkamers en autohuur zodat ze hun werk konden doen.
In het ‘In Memoriam’ op de site van het ehrp herinnert de directeur ervan zich hoe ze afsprak met Ehrenreich in een goedkope diner, waar deze niet meer dan een kop zwarte koffie bestelde en een fooi van tien dollar aan de serveerster gaf. ‘Barbara was consistently concerned with human solidarity’, schrijft ze. ‘One of the few contemporary journalists for whom that was an organizing principle.’