De drieste pogingen van verdedigers om toch iets tegen de skyhook te doen, noopten Abdul-Jabbar tot het dragen van een veiligheidsbril, zijn tweede handelsmerk.

Vorige maand dook Abdul-Jabbar op in het socialistische tijdschrift Jacobin. In een online essay getiteld ‘Student-atleten aller landen, verenigt u’ betoogt hij dat de omstandigheden waaronder Amerikaanse student-atleten werken vergelijkbaar zijn met ‘contractueel opgelegd knechtschap’. Universiteiten en de National Collegiate Athletic Association (ncaa) verdienen miljarden – vooral dankzij American football en basketbal – terwijl de studenten die de universiteiten vertegenwoordigen nauwelijks meer krijgen dan een beurs en kost en inwoning. Ter vergelijking: de ncaa ontvangt alleen al voor de uitzendrechten van de ontknoping van het college basketball-seizoen bijna een miljard dollar. De tien best betaalde coaches van de studentenbasketbalteams verdienden afgelopen jaar tussen de 2,6 en 9,7 miljoen dollar.

Studentenbasketbal is ‘big business waarin iedereen goed verdient’, schrijft Abdul-Jabbar, ‘behalve de jongelui die elke wedstrijd een blessure kunnen oplopen die het eind van hun carrière kan betekenen’. Abdul-Jabbar denkt dat een vakbond voor student-atleten de universiteiten kan dwingen de student-atleten in de winst te laten delen. Maar de ncaa staat het oprichten van vakbonden niet toe, met als argument dat de studenten geen werknemers zijn en dus niet onder de National Labor Relations Act vallen. ‘Alleen in collectieve onderhandelingen hebben de studenten genoeg kracht om een eerlijke behandeling af te dwingen’, schrijft de legende. ‘Vakbonden hebben meer gedaan dan enig ander instituut voor het bewerkstelligen van gelijke kansen en het doorbreken van klassenbarrières.’

Abdul-Jabbar is al langer een uitgesproken tegenstander van de ncaa. Afgelopen zomer ageerde hij met een stuk in Time al voor een vakbond voor student-atleten. Net als in zijn Jacobin-essay putte hij daarin uit zijn ervaringen als universiteitsstudent. Zo schreef hij: ‘Toen ik een jonge, knappe speler was aan de Universiteit van Californië in Los Angeles, met een volle bos haar en mijn zakken gevuld met niets, liet ik soms een vriend van me de gratis kaartjes doorverkopen die ik voor mijn eigen wedstrijden kreeg, zodat ik tenminste wat zakgeld had.’