
Op elfjarige leeftijd begon Stefano Bollani aan het klassieke Luigi Cherubini Conservatorium in Florence, tien jaar later studeerde hij af. Op dat moment had hij de nodige podiumervaring al verzameld. Bollani vertelt dat hij als kind groot liefhebber was van jazz, maar in zijn tienerjaren voornamelijk pop speelde. Zoals alle jongens van zijn leeftijd. Maar toen, zoals dat gaat, had hij zo’n ontmoeting die iets deed kantelen. In 1996 ontmoette hij de grote jazztrompettist Enrico Rava, waarschijnlijk de grootste Italiaanse jazzmuzikant. Rava nodigde hem uit te komen spelen in Parijs, en wel onmiddellijk: ‘Je bent jong, neem het risico. Laat pop voor wat het is, committeer jezelf fulltime aan de muziek waarvan je houdt.’ Bollani nam het advies ter harte en gaf zich over aan de vrijheid van jazzmuziek. ‘Een mentor’, dat werd de rol van Rava in Bollani’s muzikale leven.
Inmiddels zegt Bollani (1972) niet meer zozeer verliefd te zijn op de muzieksoort jazz, maar op het idee ervan: ‘Ik hield vroeger van jazz vanwege het geluid, de solo’s, de vorm, het gevoel dat ik kreeg wanneer ik ernaar luisterde, maar toen ik het professioneel ging spelen, werd me duidelijk dat wat me er voornamelijk in aantrekt juist de vrijheid is om elke avond iets anders te doen, of dat nu jazz spelen is of een heel ander genre.’
De beginjaren van zijn carrière waren divers, en vooral ook vruchtbaar. Hij componeerde orkestmuziek, nam zijn eerste jazzplaten op en werkte mee aan tributes met hedendaagse popartiesten. Zijn werk werd vaak bekroond en zelfs opgepikt in Japan, waar hij in 2003 als eerste Europese muzikant een New Star Award ontving. Naast zijn langdurige samenwerking met Enrico Rava heeft hij inmiddels gespeeld met zo’n beetje elke andere grootmeester die je kunt bedenken, onder wie de Franse accordeonist Richard Galliano en jazzsaxofonist Phil Woods, en deze keer is topdirigent Riccardo Chailly aan de beurt.
Stefano Bollani karakteriseert zijn muziek als zijnde ‘ironisch’: ‘Ironie en zelfspot zijn gewoon deel van het leven, dus ze komen vanzelfsprekend terug in mijn werk.’ Daarmee is niet gezegd dat hij niet uiterst serieus is over zijn muziek: ‘Ik werk enorm hard aan complexe composities, de bedoeling is dat het verder gaat dan studie en structuur.’ Bollani is zelden in zijn huis in Italië en reist al werkend de hele wereld over. Hij heeft talloze podia betreden, van het Montreal Festival tot zalen in Rio de Janeiro en ook North Sea Jazz.
Anderen noemen Bollani’s muziek ‘postmodern’ vanwege zijn gave om zeer verschillende en vaak oude stijlen te mixen tot iets nieuws. Zijn projecten zijn even uiteenlopend als herkenbaar. Zo componeerde hij eerder op surrealistische poëzie, maar is hij ook geliefd bij het grote publiek vanwege zijn meer toegankelijke werken in samenwerking met Italiaanse popsterren als Irene Grandi. De altijd terugkerende factor in zijn werk is improvisatie: ‘Het loslaten van elke constante, maar tegelijkertijd respectvol blijven omgaan met de vorm van de muziek.’
Het is waarschijnlijk de combinatie van zijn creativiteit, gevatte humor en opvallende verschijning (een redelijk robuust hoofd, woest kapsel en dito baard, twinkelende ogen en charmante lach), die hem gemaakt heeft tot een graag geziene gast op de Italiaanse tv, een wereld die hem overigens koud laat. ‘Het is absoluut geen inspirerende wereld, integendeel, ik heb er niets mee. Mijn bekendheid geeft me echter wel de mogelijkheid interessante dingen te doen en met interessante mensen samen te werken.’
Het repertoire dat Bollani eind april op de bühne van het Concertgebouw brengt, is daar niet direct exemplarisch voor. Jazz it up is een initiatief van oud-Concertgebouworkest-dirigent Riccardo Chailly en de pianist zelf, waarin klassieke werken ‘opnieuw uitgevonden worden’. Op het oog geen enorme uitdaging voor de grenzeloze Bollani, die zich de laatste jaren eerder kenmerkt door ingewikkelde combinaties tussen jazz en bijvoorbeeld Braziliaanse muziek als samba en choro. In Jazz it up vertolkt hij samen met het Concertgebouworkest beroemd werk van onder meer George Gershwin. Met zijn ‘experiment in modern music’ Rhapsody in Blue uit 1924 werd Gershwin de grondlegger van de combinatie tussen klassiek en jazz. Het werk heeft velen na hem beïnvloed, waaronder de componist John Adams, wiens Lollapalooza (1995) tevens opgenomen is in het repertoire van Jazz it up. Net als Remembering Gatsby (1999), de opera van John Harbison naar Fitzgeralds roman The Great Gatsby.
Hoe is uw samenwerking met Riccardo Chailly tot stand gekomen?
‘Riccardo vroeg me zo’n vier jaar geleden tijdens een concert in Italië of ik wilde meewerken aan een project. We vonden elkaar direct in onze gezamenlijke liefde voor het werk van de grote Gershwin, een componist die velen vóór ons en ook ons beiden inspireert. Gershwin was een van de eersten die klassieke muziek durfde te combineren met jazz. Zijn stukken zijn vol van verschillende invloeden en stijlen, tegelijkertijd is hij zeer nauwkeurig in de vorm en structuur van zijn composities.’
Waarin verschilt jullie interpretatie van Gershwin’s werk van eerdere uitvoeringen?
‘Tegen de tijd dat Gershwins Rhapsody in Blue in première moest gaan, zat Gershwin zelf nog aan zijn piano om zijn eigen deel af te ronden. Doordat hij het niet volledig heeft kunnen afmaken, heeft hij op verschillende momenten in het werk moeten improviseren. Ik doe tijdens het concert precies hetzelfde, en mijn improvisatie verschilt uiteraard van eerdere uitvoeringen.
Het fijne is dat de dirigent en ik dezelfde achtergrond hebben. Riccardo is niet enkel dirigent, hij heeft lang gedrumd, dus hij begrijpt een muzikant als ik. Hij voelt me aan. Ik ben er blij mee dat hij de positie tussen mij en het orkest inneemt, hij zorgt ervoor dat er een gemeenschappelijke taal gevonden wordt, en het werkt. Ons idee was om de meesterwerken van Gershwin te doen swingen, en met onze cultuur- en jazz-achtergrond wordt dat mogelijk.’
Hoe zou u die cultuur omschrijven?
‘Muziek heeft voor mij geen grenzen. Ik hou ervan om alles te mixen, of het nu klassiek is of moderne jazz, ik probeer aanhoudend te zoeken naar nieuwe combinaties door te improviseren, maar wil daarbij niet vergeten respectvol om te gaan met bestaande composities, zeker wanneer ik dit soort grote werken ten gehore breng.’
Dus de klassieke scholing van het conservatorium heeft u deels losgelaten?
‘Het spelen naar geschreven muziek grotendeels wel, maar de basis niet. Het heeft ervoor gezorgd dat ik kan spelen zoals ik dat doe, alleen neem ik de vrijheid van jazz in het improviseren. Het mooie is dat een muziekstuk avond na avond anders kan klinken, doordat ik mijn eigen inspiratie volg. Ik denk overigens nog steeds als een klassieke muzikant wanneer ik werk met een orkest. Veel oude vrienden van het conservatorium kunnen de mentale switch niet maken van geschreven muziek naar improvisatie. Ze leren spelen aan de hand van iets visueels, dat maakt het lastig om te spelen vanuit wat je hoort.’
Kunt u onder woorden brengen hoe die improvisatie werkt?
‘Je kunt het denk ik het beste vergelijken met een gesprek. Ik weet ongeveer wat jij me gaat vragen, dus de rode draad is vooraf helder. Maar wanneer je me verrast, of de vraag nét iets anders stelt, moet ik daar op mijn manier op reageren, zo simpel is het ook in muziek. Het meest belangrijke tijdens improvisatie is dat je luistert naar wat de ander doet, zonder erover te praten; het moet natuurlijk aanvoelen.’
U bent vaak bestempeld als een postmoderne musicus, kunt u zich daarin vinden?
‘Hm, moeilijk. Ik vind dat zo’n ingewikkelde term. Eigenlijk geef ik de voorkeur aan contemporary musician.’
Waarom?
‘Because I’m alive.’
Op 26 april speelt Stefano Bollani met het Koninklijk Concertgebouworkest het Pianoconcert van George Gershwin. Riccardo Chailly dirigeert. Voorafgaand aan de concerten, om 19.15 uur, heeft Michiel Borstlap een gesprek met Bollani. aaafestival.nl