Op mijn twintigste jaar kreeg ik van mijn vader een overdruk van een kort verhaal. Het was geschreven in 1776 wat de lust tot lezen niet bevorderde.
‘Waarom geef je me dit?’ vroeg ik.
‘In plaats van die Jan Cremer en die Jan Wolkers is dit wel goede erotische literatuur’, zei hij. Dat bevorderde de lust tot lezen weer wel.
Ik las de ongeveer elf pagina’s van Point de lendemain dat als Geen vervolg uit het Frans vertaald was door ‘mevr. S.M.V. Reitsma-Bakker’ met grote nieuwsgierigheid. De schrijver was Vivant Denon.
Wat een geweldig verhaal, ondanks de moeilijke eerste zinnen waarover Milan Kundera later zei: ‘De mooiste beginregels uit de Franse literatuur.’
Hij bedoelde deze regels: ‘Ik was tot over mijn oren verliefd op Gravin X; ik was twintig jaar en nog naïef; zij bedroog mij, ik werd kwaad, zij verliet mij. Ik was argeloos, ik verlangde naar haar; ik was twintig en zij vergaf mij weer: en omdat ik twintig was en naïef, steeds bedrogen, maar niet meer verlaten, waande ik mezelf de meest geliefde minnaar, bijgevolg de gelukkigste man.’
Ikzelf vond trouwens de allerlaatste regel prachtig, maar daarover later meer.
Deze ‘novelette’ samenvatten is bijkans onmogelijk. Het speelt zich af in de adellijke kringen waar baronnen en baronessen de dienst uitmaken. Die twintigjarige jongen, een van die minnaars van Gravin X., wordt door haar vriendin Mevrouw T. in een scabreus avontuur gelokt vol dubbele bodems, rare wendingen, maskerades, spiegelingen en inderdaad heftige hartstochten.
Wat is er bijzonder aan dit verhaal?
Dit: het is enige verhaal dat Denon heeft geschreven.
En nog steeds weet het anderen te inspireren. Zoals gezegd: Milan Kundera erkende er schatplichtig aan te zijn En eerder bezong Honoré de Balzac de grootheid van Denon. De Franse regisseur Louis Malle baseerde zijn film Les amants op dit verhaal, misschien wel zijn beste film met de jonge aantrekkelijke Jeanne Moreau in de hoofdrol.
In Nederland ben ik drie vertalingen tegengekomen waaronder de laatste in 2003 van Houellebecq-vertaler Martin de Haan samen met Rokus Hofstede: Eenmaal, immermeer. Martin de Haan schreef ook een mooi essay over Denon waarin hij schrijft: ‘Paradoxaal genoeg lijkt de aantrekkingskracht die hij op de moderne lezer uitoefent vooral te schuilen in zijn ongrijpbaarheid.’ Denon laat inderdaad nooit zijn ware gezicht zien en ‘misschien moeten we zeggen dat juist die eeuwige maskerade Denons ware gezicht vormt’.
Want die Vivant Denon was niet alleen een schrijver van één schitterend verhaal, hij was ook een kundig archeoloog. Daarom noemde het Louvre later een vleugel naar hem. Hij was een geweldig kunstenaar. Zijn etsen werden vergeleken met die van Rembrandt en het Rijksmuseum bezit dan ook zo’n zestig etsen van hem, onder andere portretten van De Lairesse en Reinier Vinkeles. Hij was tevens een diplomaat. Door al die werkzaamheden had hij contacten met Lodewijk XV en Napoleon Bonaparte, met Robespierre, met Voltaire, Goethe, Talleyrand, met Rousseau, Stendhal en Diderot. En natuurlijk ook met Catharina de Grote en Marie Antoinette die zich aan het hof vooral amuseerde met jonge mannen… Denon moet een bijzonder aangenaam causeur zijn geweest die een goed oog had voor zijn eigen mythevorming. De Haan zegt dat hij ‘zijn leven vormgaf als een roman’. En dat klopt. In verschillende essays kom je het verhaal van hem tegen dat een zigeunerin hem op zijn zevende jaar de hand las, hem gedetailleerd voorspelde welke toekomst hem wachtte en dat hij twintig jaar later diezelfde zigeunerin in Italië weer ontmoette en haar kon vertellen dat ze alles goed had gezien.
Maar hoe kan één goed verhaal uit 1776, ondanks de markante persoonlijkheid van de auteur, zo’n invloed hebben?
Vermoedelijk omdat het preludeerde op de ondergang van het feodale tijdperk. De Revolutie van 1789 was in aantocht. Alles was aan het veranderen. Die jongen die gebruikt (of misbruikt) wordt door de adellijke dames is een gewone jongen. De Mevrouw de T. over wie met nadruk wordt gezegd dat ze zulke hoogstaande waarden en normen heeft, blijkt die niet te hebben.
Als de jongen (we komen zijn naam niet te weten) aan het eind van het verhaal ontdekt hoe men elkaar bedondert en hoe hij bedonderd is – en discreet zwijgt – beseft hij dat de liefde en de seksualiteit onmiskenbaar aanwezig waren. Dus hoe zit het nu?
De laatste regels luiden: ‘Ik stapte in het rijtuig dat op me wachtte. En hoe ik ook zocht naar de moraal van het hele avontuur… ik vond er geen.’
Aan de vooravond van de Revolutie ontluistert Vivant Denon de heersende moraal. De elite blijkt hypocriet. Er komt een nieuwe moraal aan.