Ik vind de leugen magisch. Het bestaan van geesten of een god is aan mij voorbijgegaan. Voor het bovennatuurlijke schijn je gevoelig te moeten zijn, maar die merkwaardige ‘geestesgesteldheid’ ontbeer ik. Ik ben de enige van mijn familie. Mijn ouders méénden nog dat God niet kón bestaan, ik wéét domweg dat Hij nergens rondzwerft, maar ik besef dondersgoed dat zoiets een tekort van mij kan zijn. Een sturende Macht die invloed op mij heeft, aan wie of wat verschillende ethische, maar vooral ook onethische gedragingen hangen, is voor mij onmogelijk. Wellicht zijn mijn gedachten daarvoor te beperkt.
In de boektitel De God denkbaar denkbaar de God van Willem Frederik Hermans is voor mij, in zes woorden en op een geraffineerde manier, het probleem van God verwoord. Hij is denkbaar vooral door hem een eigennaam te geven. Maar bewijzen kunnen we niks en daarom moeten we ons bedienen van een reeks leugens en hem voorstellen als een Super-Alpha om de stam op orde te houden.
Mijn stelling is al lang dat elk woord een leugen is en elk cijfer waarheid.
Met de vijftien jaar geleden vermoorde Theo van Gogh sprak ik hier dagelijks over. Theo was een begaafd woordkunstenaar die zijn eigen gekwetstheid in een vocabulaire kon gieten waarmee hij anderen pijn kon doen. Wat had hem gekwetst? Ik ben psychiater noch psycholoog, maar in dat dikke lijf van hem zat genoeg onverwerkte pijn die door van alles en nog wat was veroorzaakt. Dat moet de biograaf van hem maar vertellen.
De leugen was ons onderwerp. We meenden dat de mens niet anders kon dan de waarheid liegen. Anders was het leven ondraaglijk. Daarom was de macht bij voorbaat suspect. Hij die mooie praatjes verkocht was bij uitstek verdacht. Die kon niet anders dan hypocriet zijn. Daarom kwetste hij de hypocrieten. Het beste zag je dat overigens, volgens ons, in relaties waarbij beiden tegenover elkaar logen. In bijna alle scenario’s die ik voor Theo schreef (en die het helaas niet allemaal tot een film hebben gebracht) was de leugen het uitgangspunt. Man en vrouw zullen elkaar nooit begrijpen. Ze zullen altijd tegen elkaar liegen. Wie verleid wordt trapt met genoegen in de praatjes van de verleider. Liegen was een ‘relationele noodzaak’.
Maar op een dag zei Theo tegen me: ‘Ga je mee naar New York? Ik ga naar het huwelijk van H… en dan bezoek ik tegelijkertijd een waarzegster die ik ken en die heel goed is.’ Ik lachte, want ik dacht dat hij een grap maakte.
Maar het was geen grap.
‘Een waarzegster? Waarom ga je daar in godsnaam heen? Je weet toch dat waarzeggerij bedrog is.’
‘Ja, ik weet dat het bedrog is’, verklaarde hij.
‘Maar waarom ga je er dan heen?’
‘Jijzelf zegt toch ook altijd dat alles bedrog is? Waarom zou ik dan die vrouw niet mogen bezoeken?’
‘Natuurlijk mag je haar bezoeken. Maar wil je haar neuken of zo? Waarom geef je je geld daaraan uit?’
‘Omdat ze goed is. Jij zou haar ook eens moeten bezoeken.’
De discussie ontweek hij enigszins.
Ik heb die waarzeggerij altijd vreemd aan hem gevonden. Hij, een strijder tegen alles wat hypocriet was, die daar een feilloos gevoel voor had, bezocht af en toe een waarzegster. Hij wilde daar nooit echt over praten, en zei er niets anders over dan: ‘Het is gewoon een heel aardige vrouw, met prachtige donkere ogen, waarom zou die vrouw niet iets kunnen wat niemand anders kan? En als het niks is, is er toch niets aan de hand?’
Later ontmoette ik een Nederlandse waarzegster die hij bezocht. Die zei dat ze had ‘gezien’ dat hij een lange reis zou maken, maar niet dat het een reis naar de dood was.