Hij was een originele en eigengereide kerel, en toch dateert zijn laatste tentoonstelling in Nederland van 1901. Toen Brancusi in 1904 (te voet) in Parijs arriveerde was Rosso zijn carrière al aan het afbouwen. Hoewel hij Brancusi zeker ontmoet heeft, en diens werk gezien, was er maar weinig invloed, of overlap. Rosso’s beelden zijn zo ‘impressionistisch’ dat de voorstelling uit sommige hoeken bijna onherkenbaar is. Dat was de bedoeling, schreef de beeldhouwer: ‘Mijn blok moet worden bekeken als een schilderij, vanaf een vastgesteld punt, op optische afstand.’

Brancusi was een wezenlijk andere maker, meer bezig met het voelbaar maken van ‘innerlijke motieven’ van de vorm, voorbij de toevalligheden van de werkelijkheid, en gericht op de aanwezigheid van die vorm in de ruimte. Dat was iets anders dan abstractie: het ging om een sterke vereenvoudiging, maar zonder dat de band met de werkelijkheid verdween. De gepolijste kop van Une muse (1917) heeft nog altijd een neusje, een mondje en herkenbaar haar.

De derde in de rij, Man Ray (1890-1976) arriveerde pas jaren later, in 1921. Hij werd een goede vriend van Brancusi, maar Ray was bepaald geen beeldhouwer pur sang – meer een alleskunner, een alchemist, geneigd tot het surreële. Zijn driedimensionale objecten waren eigenlijk bijzaak: ze waren vooral geduldig figurerende stukken in zijn fotografische studies.

In dat laatste medium zit de overeenkomst die de tentoonstelling onderzoekt: Rosso, Brancusi en Ray waren allen gebiologeerd door de rol die fotografie kon gaan spelen in de ‘creatieve manipulatie’ van de ervaring van hun werk. Alle drie experimenteerden ze met belichting en overbelichting, met dramatische mise-en-scène van hun werken (en henzelf) in het atelier en met ongewone camerastandpunten. Alle drie bewerkten zij hun fotomateriaal naderhand.

Het is dus een ongewone tentoonstelling: de beeldhouwwerken zijn vaak buitengewoon fraai, sommige zijn wereldberoemd, en dat ze daar in Rotterdam bijeen staan is een klein mirakel – en toch wil men dat u nadrukkelijk gaat kijken naar de foto’s en fotootjes die van die werken werden gemaakt. Dat is soms niet makkelijk: uit de kleine, zeer vage printjes van Rosso is moeilijk iets van een visie te destilleren, zo vaag zijn ze; in de experimenten van Man Ray (in ‘solarisatie’ en ‘rayographie’) lijkt de aanwezigheid van de objecten soms wel érg secundair.

Het is een intrigerende en met subtiele precisie samengestelde expositie. De samenstellers merken op dat de relatie tussen fictie (beeld) en werkelijkheid, die in onze dagen zo complex is, in feite voor het eerst op scherp gezet werd door het soort onderzoek dat Rosso, Brancusi en Ray deden. Zij begrepen dat het plaatje wel eens belangrijker kon worden dan de gehakte steen of het manmoedig gegoten brons. Het was een inzicht dat door vrolijke surrealisten als Man Ray werd uitgewerkt tot een plezierige verwarring, die nooit meer helemaal is opgehelderd.


Brancusi, Rosso, Man Ray, t/m 11 mei, Museum Boijmans Van Beuningen.

beeld: Brancusi, Rosso, Man Ray: Framing Sculpture, Boijmans van Beuningen. Medardo Rosso, Enfant à la bouchée de pain in de Cézannezaal van de Salon d'Automne, 1904. Gelatine-zilverdruk, 12,3 x 15,5 cm. Particuliere Collectie.