Utopia: sinds de zestiende-eeuwse politieke denker Thomas More de contouren schetste van een denkbeeldige heilstaat waarin vrede, vreugde en geluk de inwoners in gelijke mate deelachtig zouden worden, is het nog niet gelukt om het paradijs op aarde te vestigen. Dit prangende gemis vormde voor kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae aanleiding een serie tentoonstellingen te organiseren waarin gastcuratoren hun visie op de kunst op het snijvlak van het tweede en derde millennium ontvouwen.
Onlangs opende de derde tentoonstelling in deze in 1999 gestarte vierdelige reeks: Utopia III—After Utopia, samengesteld door Mickery Theater-oprichter Ritsaert ten Cate, scheidend directeur van de tweede-fasetheateropleiding DasArts en vers bestuurslid van de stichting United Ropes, die het Felix Meritis-gebouw wil betrekken voor ‘laagdrempelig theater’ als Alex d’Electrique en Suver Nuver. Ten Cate, onvermoeibaar kunstbemiddelaar en initiator van theaterprojecten waarin toneel, dans, beeldende kunst en muziek een eigenzinnig verbond aangaan, besloot Thomas Mores Utopia achter zich te laten. In After Utopia draait het om het failliet van het begrip ‘Utopia’. Ten Cate: ‘ Ik heb een theatrale overdenking willen arrangeren na Utopia. Ik denk dat we Utopia wel zo’n beetje gehad hebben. Nu we een nieuw millennium beginnen is het tijd voor beter.’ In een Volkskrant-interview constateerde hij, ietwat zorgelijk, dat het oorspronkelijke Utopia van Thomas More ‘een vrij fascistoïde staat is, iets wat bijna niemand weet’.
Utopia is een luchtspiegeling, een letterlijk niet-bestaand land, een droom waarvan de inhoud nog moet worden ingevuld. After Utopia gaat daarentegen over het nu, over hoe de huidige wereld te verbeteren, over de plicht van de kunst om betekenisvolle ideeën aan te dragen die iets beweren over de condition humaine.
Het zijn allemaal grote woorden die passen in het vaker door Ten Cate opgeroepen beeld van een door plat consumentisme, regelzucht en onverschilligheid vervlakte samenleving waarin voor de kunsten nauwelijks nog plaats is. ‘De grootste tragedie die ons kan overkomen, is dat we zonder verbeelding moeten leven’, merkte hij op bij de uitreiking van de Sphinx Cultuurprijs 1996.
Verbeelding als bestrijding van de alledaagse werkelijkheid. Kunst als genezing brengend antiserum voor ontmenselijking. Theater als spiritueel onderzoek naar verborgen machtsstructuren. Ritsaert ten Cate is een gedreven man die er niet voor terugschrikt zijn wereldbeeld duidelijk verstaanbaar uit te dragen.
Zo ook in After Utopia.
Het is geen vrolijke boel geworden, daar in Arti. Met krantenfoto’s beplakte, omgevallen grafzerken die bedekt zijn met (kunst)sneeuw; een bonkige houten man die onophoudelijk insteekt op zijn op de grond liggende slachtoffer (ook van hout); Ben d’Armagnacs sombere installatie van een tafel zonder blad met een op de vloer geplaatste spiegel, zwarte kleren en stoelen, begeleid door het geluid van een monotoon kloppend hart; de serene klanken van een vesperdienst in de Syrische kerk aan de Amsterdamse Keizersgracht; en het door zijn hoeven gezakte bronzen bed van Wessel Couzijn — in de handen van gastcurator Ten Cate krijgt de term ‘kunstgenot’ een schrijnende, ongemakkelijke lading.
After Utopia is, na Kabakov in het Stedelijk Museum, de meest Oostblok-achtige tentoonstelling die ik in lange tijd heb gezien. Ten Cate noemt After Utopia een theatrale overdenking, vergelijkbaar met de vesper, ‘de kerkdienst van het licht’, die gevierd wordt in de schemer, wanneer de dag langzaam in de avond verglijdt.
Echt aan het denken zet After Utopia echter niet. Daarvoor zijn de werken van onder anderen Edward en Nancy Kienholz, Jan Fabre, Roy Villevoye, Arnulf Rainer en Axel en Helena van der Kraan te duidelijk neergezet als het beeldende equivalent van een maatschappelijk bewogen, filosofisch getinte overpeinzing — iets wat in de aard van het tentoonstellingsconcept besloten ligt. De in hard neonlicht verzamelde kunstwerken spreken niet voor zichzelf maar zijn de illustratie van een theatraal appèl aan het publiek. Ten Cate: ‘De tentoonstelling richt zich op de mens en zijn medemensen: daarmee moeten we de maatschappij vormgeven, waarvoor een ieder hier en nu de verantwoordelijkheid draagt.’
Dubbelzinniger is het werk van Beryl Korot. Ze plaatste vier videoschermen op een rij, verzonken in de tentoonstellingswand, met grijzige, ritmisch verspringende opnamen van wandelende mensen, een zonovergoten bruggetje en een houten schuur met opengeklapte deuren: anonieme beelden van een moeilijk te plaatsen omgeving. We horen stemmen van kinderen en volwassenen, ruisend water en de helder klinkende lach van een vrouw. Op het titelbordje staat vermeld: Dachau (1974).
Lachen in Dachau — mag het? Of is dat een utopische gewetensvraag die alleen de kunst kan stellen?
PAUL KEMPERS
After Utopia, Arti et Amicitiae, Rokin 112, Amsterdam. Tot 14 februari, dinsdag tot en met zondag van 18.00 tot 19.00 uur.