Petr Kotlár als Joska in The Painted Bird © September Film

De horror die een joods jongetje van zes op het Oost-Europese platteland meemaakt tijdens de Tweede Wereldoorlog klinkt, hoe vreselijk ook, naar iets wat we vaker hebben gezien in cinema. Toch voelt het kijken naar The Painted Bird van de Tsjechische regisseur Václav Marhoul, bijna drie uur lang, als een afdaling in de hel: moord, marteling, verkrachting, en dit alles in zwart-wit zonder muziek. Hoe het dan kan dat dit alles prachtig is om naar te kijken, is een mysterie.

Iets heeft het te maken met dat kristalheldere zwart-witbeeld in het cinemascopeformaat, met de belichting die scherpe contrasten creëert, met de compositie, het plaatsen van mensen en objecten op zo’n wijze dat balans ontstaat terwijl wat in het beeldkader plaatsvindt juist ontregelt en je uiteindelijk happend naar adem achterlaat. Deze film dwingt de kijker schoonheid te vinden in de verschrikking van menselijke verdorvenheid – een gek makende ervaring.

Dit is geen WOII-film zoals Son of Saul (2015) van László Nemes, over de holocaust, of een verhaal dat doet denken aan De welwillenden (2006), waarin auteur Jonathan Littell de kille machinaties van georganiseerde massamoord in detail beschrijft. The Painted Bird, gebaseerd op Jerzy Kosinski’s roman uit 1965, reikt naar het mythische, zeker aan het begin van het verhaal als het joch zijn ouders kwijtraakt en de dorpsbewoners denken dat hij door de duivel bezeten is. Een oude vrouw, zelf een heks, verklaart hem na een lichamelijk onderzoek tot ‘vampier’ en koopt hem. Dan trekt de vrouw met hem van dorpje naar dorpje, waar de inwoners allemaal monstrueus zijn (wreed, oud, lelijk, ziek). Om een uitbraak van een besmettelijke ziekte te stoppen, gaat de vrouw toveren – door de jongen tot aan zijn nek in de grond te begraven. Zwarte raven komen om hem het vlees van zijn kaalgeschoren hoofd te scheuren.

De jongen overleeft; hij ontsnapt, en vervolgt zijn helletocht door dat beeldschone, dodelijke landschap. De oorlog komt steeds dichterbij. Telkens vindt hij een ‘veilig’ heenkomen, bijvoorbeeld bij een priester, gespeeld door de Amerikaanse acteur Harvey Keitel, die hem onderbrengt bij ene Garbos (Julian Sands), een pedofiel. Het is onthutsend om deze bekende acteurs de niet te identificeren Slavische taal (het Interslavisch?) te horen spreken. Ik kan ook melden dat de beruchte Duitse acteur Udo Kier een rol heeft: fabuleus. Kier acteert alsof hij werkelijk gestoord is (wat denk ik ook zo is). Een man die Kier ervan verdenkt met zijn vrouw naar bed te willen, ranselt hij af, en met een eetlepel rukt hij vervolgens diens ogen uit zijn hoofd (vrees niet, ik verklap niets, dit is maar een klein voorbeeld van de grote horror in The Painted Bird).

Juist de afwezigheid van muziek en kleur, twee elementen die in de normale cinema meewerken om betekenis en gevoel te creëren, bepaalt hier wat we zien. Het landschap is leeg, we horen alleen de natuur. Misschien is dat precies wat we niet willen: horen en zien hoe we dieren zijn, veroordeeld tot het oerinstinct van doden en overleven op het moment dat het dunne laagje beschaving verdwijnt.

Vanaf 15 oktober in de bioscoop en online via Picl, picl.nl