Idealiter gaat het bij parlementsverkiezingen om de inhoud, wil je weten welke partij jouw idealen het dichtst benadert als het gaat om ondernemerschap, duurzaamheid, automobiliteit, het combineren van werk en het opvoeden van kinderen, werkzekerheid, de politie of het samenleven met mensen met een ander geloof, andere huidskleur, andere herkomst, ander inkomen, andere opleiding, andere politieke voorkeur. Maar ideaal en werkelijkheid lopen ook als het om verkiezingen gaat uiteen.
Toen dit weekeinde de verkiezingscampagne als gevolg van vier partijcongressen, een meet-up én een uitgebreid tv-interview met één klap op de wagen was, trok vooral de strategie de aandacht. Wie wil niet met wie gaan regeren? Politieke spelletjes, typisch Haags, precies dat waar veel kiezers een hekel aan hebben.
Maar uitgerekend nu is de wie-met-wie-vraag niet onbelangrijk. Dit jaar is het meer dan een spelletje, het is een principiële keuze. De grote vraag die boven de komende verkiezingen hangt: gaan andere politieke partijen de pvv van Geert Wilders aan regeringsmacht helpen? Wordt Wilders dan minister-president? Die vraag is van een andere orde dan de vraag uit het recente verleden of cda-leider Jan Peter Balkenende dan wel de door pvda-leider Wouter Bos voorgedragen Job Cohen premier wordt. Of vvd-leider Mark Rutte dan wel zijn pdva-collega Diederik Samsom in het Torentje komt.
Wilders behoort tot de ‘hitsers en splitsers’ in de samenleving, zoals partijleider Lodewijk Asscher het op het pvda-congres verwoordde. Samenwerken met Wilders zou samenwerken betekenen met een man die een ondemocratische partij leidt, die groepen mensen in de samenleving tegen elkaar opzet, de vrijheid van godsdienst niet respecteert als het om de islam gaat, die wegloopt voor verantwoording afleggen, die makkelijker verkiezingsbeloftes breekt dan zijn opponenten en die het parlement waar hij zelf in zit, de rechtbank, de journalistiek, oftewel alles en iedereen die hem kritisch benadert, het liefst afdoet met het woordje ‘nep’.
Inmiddels zegt het overgrote deel van de partijen die ertoe doen tijdens de komende verkiezingen nee tegen samenwerking met de pvv. De laatste die zich aansloot was de vvd, door de uitspraak van Rutte dat de kans op samenwerking met Wilders nul is. Geen verwonderlijk standpunt, ook al had Rutte het niet eerder zo expliciet verwoord. De slechte ervaring in het gedoogkabinet met de pvv, de minder-minder-uitspraak van Wilders en het sociaal-economisch linkse beleid van de pvv zijn de inhoudelijke argumenten.
Maar er is ook een strategisch argument. De vvd heeft de conclusie getrokken dat het boven de markt laten hangen van mogelijke samenwerking met de pvv niet alleen alle aandacht zou blijven trekken tijdens de campagne, en daarmee Wilders keer op keer gratis media-aandacht zou geven, maar ook dat kiezers die twijfelen tussen pvv en vvd dan makkelijker voor de eerste zullen kiezen. Omdat ze er de vvd dan bij kunnen krijgen. Nu echter niet meer. Als het aan Rutte ligt.
Daardoor zijn er nu als het ware twee verkiezingsstrijden. Die tussen de pvv en de rest, tussen de splitser Wilders enerzijds en het overgrote deel van de overige partijen die – hoe verschillend ook – de samenleving willen binden. En de strijd binnen die laatste groep, de verkiezingsstrijd waar het draait om de uiteindelijke regeermacht. Ironisch genoeg kan Wilders daardoor toekijken hoe de rest met elkaar vecht om het been dat overblijft als zijn Kamerzetels na de uitslag van 15 maart van de in totaal 150 zetels worden afgetrokken. Volgens de pvv-leider zal het negeren van zijn partij tot een revolte leiden in zijn achterban. Laten we hopen dat Wilders de democratische spelregels bij de kabinetsformatie respecteert en niet wederom gaat waarschuwen voor een opstand, deze daarmee mogelijk juist op gang brengend. Waarvoor hij de verantwoordelijkheid dan bij anderen zal leggen.
De vvd is in die tweede verkiezingsstrijd de potentiële winnaar en daarmee de gebeten hond waar partijen als pvda, cda, d66, GroenLinks en ChristenUnie zich tegen afzetten. De pvda verwijt de liberalen dat ze Nederland als een bv zien. Het cda meent dat de vvd zonder moraal is. En de sp heeft laten weten niet alleen niet met de pvv te willen regeren, maar ook niet met de vvd.
Partijleider Emile Roemer vindt het verschil tussen het collectieve van de sp en het ieder voor zich van de vvd te groot om er bij coalitie-onderhandelingen compromissen over te kunnen sluiten. Daarmee heeft Roemer een – derde – onderliggende verkiezingsstrijd over het voetlicht gebracht, die tussen de linkse partijen sp, pvda en GroenLinks onderling. Houden ze elkaar vast bij coalitiebesprekingen? Of gaat de een de anderen beschuldigen van halflinksigheid en, omgekeerd, die anderen de sp van niet bij het Nederlandse coalitieland passende compromisloosheid?
Het is in één klap veel strategie. Onontkoombaar welhaast. Maar er is een kans dat nu deze kaarten op tafel liggen het de komende weken wél over de inhoud kan gaan. Over hoe ervoor te zorgen dat de Poolse werknemer in de bouw even veel verdient als zijn Nederlandse collega, zodat die laatste niet uit de markt wordt geconcurreerd. Over het innen van belastingen bij grote multinationals, zodat niet alleen de winkeliers om de hoek belasting betalen. Over groene energie, zodat schone lucht niet alleen bereikbaar is met kou lijden in huis. Over Europa, zodat de strijd tussen droom en realiteit niet eindigt in ons terugtrekken achter gesloten grenzen. En ja, dat is een strijd om het been. Zoals altijd.