En dan is er ook nog de overtreffende trap van beloven en zweren, en dat is wat Jack Bauer altijd doet om aan te geven dat hij nog liever sterft dan zijn belofte te breken: ‘I give you my word.’ En Bauers woord is definitief. Dat betekent dat het absoluut zonder meer vast en zeker is dat hij doet wat hij toezegt te gaan doen.
We dachten altijd dat een contract, met handtekeningen, tussen twee partijen ook zoiets was: een verbinding die staat als een huis. Maar dat is niet zo.
Nu het stof van het WK voetbal enigszins is gaan liggen en de nationale voetbalcompetitie weer is begonnen, blijkt dat er in de afgelopen weken een enorme uittocht van spelers heeft plaatsgevonden. Er zijn zo’n 25 goede voetballers naar het buitenland gegaan. Van het Nederlands elftal zijn bijvoorbeeld Daryl Janmaat, Stefan de Vrij en Bruno Martins Indi vertrokken bij hun club Feyenoord, om bij respectievelijk Newcastle United, Lazio Roma en FC Porto te gaan spelen. Tientallen anderen volgden hun voorbeeld.
Een ware been-drain.
Die spelers die naar het buitenland zijn gegaan zijn niet de slechtste, anders wilde het buitenland ze natuurlijk niet hebben. En het is ook niet vreemd. In deze tijd komt het niet zo vaak meer voor dat iemand langer dan een jaar of twee bij dezelfde club blijft. Iedereen wil zich graag ‘verbeteren’ en een ‘avontuur in het buitenland’ vindt iedereen leuk.
Maar wat ik zo opmerkelijk vind is het gemak waarmee voetballers de ene club verruilen voor de andere, en de vanzelfsprekendheid waarmee trainers en andere clubmensen vaststellen: ‘Hij was voor ons niet te houden.’ Waarna zo’n speler wordt ‘weggekocht’. Zomaar.
Dat vind ik opmerkelijk omdat die mannen een contract hebben met een club, en dat dat contract dan opeens niets waard blijkt te zijn.
Zo kwam vorig jaar het verheugende nieuws dat Graziano Pellè had bijgetekend bij Feyenoord tot 2017 of zoiets. Vierjarig contract. Leuk, dachten we allemaal. Pellè vond de stad leuk, de club, de mensen bij de club. Hij ging Nederlands leren. Hij had het naar zijn zin bij Feyenoord.
Maar toen.
Nog geen jaar later kwam het nieuws dat Pellè naar Southampton ging. ‘Hij was voor ons niet te houden’, zei Feyenoord. Pellè was niet te houden omdat Pellè zich kon ‘verbeteren’. Meer verdienen, betekent dat. Dan kan hij het nog zo naar zijn zin hebben, tegen de verlokkingen van een avontuur in Engeland is niets opgewassen.
Vierjarig contract doorgescheurd.
Ik moet denken aan Ronald Koeman, toen hij trainer van PSV was. Aan het eind van het seizoen waren er geruchten over een vertrek naar Spanje. Maar Koeman ontzenuwde die en bezwoer ons dat hij bij PSV zou blijven. ‘Dat is zeker.’
Iedereen blij. Als Koeman zegt dat hij blijft, dan blijft hij, jottem.
Een week later: Koeman gaat naar Valencia.
Belofte gebroken, contract verscheurd.
Als je nostalgisch wilt doen, dan zeg je dat er geen clubliefde meer bestaat. Clubliefde zoals van Sander Boschker van FC Twente. Hij speelde van 1989 tot 2014 bij die club, met een jaar onderbreking, toen hij bij Ajax op de reservebank zat en geen wedstrijd speelde. 562 wedstrijden voor FC Twente. Dat is clubliefde. Een langdurige liefde, die bestand is tegen de banale verlokkingen van een ‘verbeterd’ salaris. Die oprecht is, geen vage belofte die je altijd weer kunt breken. Een contract tekenen is vandaag niet zoiets als als je woord geven. Het is niet iets zweren, het is niet eens een belofte. Het is een vage toezegging, een gemompelde intentieverklaring. Met twee vingers stiekem gekruist achter de rug. Dat betekent: maar niet heus. En lekker pûh.