Mensen die intelligenter zijn dan goed voor ze is, of dan de wereld aankan, kunnen naar de vereniging voor hoogbegaafden Mensa. We kennen de vereniging, we kennen het verschijnsel hoogbegaafdheid, en we weten wat intelligentie is, en wat je eraan hebt, en dat het handig is bij een heleboel dingen in en om het huis.

We kennen inmiddels ook sociale intelligentie en emotionele intelligentie, min of meer modieuze varianten van de vertrouwde individuele, rationele intelligentie. Of er mensen zijn die sociaal of emotioneel hoogbegaafd zijn, is nog niet definitief vastgesteld.

Een veel minder bekende, maar niet minder tot de verbeelding sprekende vorm van intelligentie is de motorische intelligentie. Daarvan is met name sprake in dat domein van het bestaan waarin de mens zich met fysieke vaardigheden en mentale inzichten speelsgewijze een weg moet banen naar zijn doel en ondertussen obstakels zo snel en soepel mogelijk dient te overwinnen. De sport dus.

Neuropsycholoog Erik Matser, die bekend werd door baanbrekende publicaties over hersenletsel in het boksen en het voetbal, schrijft in zijn nieuwe boek Personage («over mensen die schoonheid kunnen brengen») dat Marco van Basten «motorisch intellectueel hoog begaafd» is. Om die reden, en de consequenties daarvan, is de oud-wereldspits de aangewezen man om wereldkampioen mee te worden, straks in 2006, in Duitsland.

Matser beschouwt intelligentie als het probleemoplossend vermogen. Dat kun je op verscheidene gebieden laten zien, dat weten we, ook in de sport. Probleemoplossend vermogen in de sport is motorische intelligentie. En bij Marco van Basten is die buitengewoon hoog, dat liet hij in zijn loopbaan als topvoetballer zien: «Zijn acties waren vernuftig, leken eenvoudig, maar waren zeer doeltreffend met altijd bijna een optimaal resultaat. Dat komt omdat hij in staat is informatie snel en op zijn eigen onnavolgbare manier te verwerken.»

We denken aan het doelpunt tegen Rusland in de EK-finale. We denken aan de omhaal tegen Den Bosch. Matser: «Wij nemen die acties dan waar als onnavolgbaar. Hierdoor is Van Basten een bijzonder mens.»

De gewone mensen zijn motorisch niet zo intelligent en hebben behoefte aan Van Basten-achtigen. Dat kan ook te ver gaan. Zo is het altijd gênant om te zien hoe Johan Cruijff «de analyticus» wordt benaderd. Als een idiot savant, een onwetende die eigenlijk slechts met zijn voeten kan communiceren maar, vanwege een grote mond, zich ook mag roeren in het domein der taal-beheersers. Zijn – inderdaad – onnavolgbare redeneringen worden dan vertederd maar lacherig afgedaan als «cruijffiaanse» wartaal. Cruijff gaat door de knieën en legt geduldig de stappen uit die hij in zijn hoofd, als een schaker, maakt als hij razendsnel een voetbalprobleem analyseert en oplost. Toen hij begon als analist verschenen er opeens boekjes met de verzamelde uitspraken van het «orakel uit Betondorp» of zoiets. Gênant.

Cruijffs taal, zijn discours, is de taal van de sporter zonder hoge opleiding met geniale inzichten in zijn kop, zo diep en complex dat niemand ze kan begrijpen. Cruijff is soms verbaasd omdat hij moet uitleggen welke tussenstappen hij in zijn hoofd maakte alvorens een van zijn fameuze conclusies te trekken.

«Da’s logisch», zegt hij dan. En dat is het. Voor hem. Die verbazing kent Van Basten ook. Dat is het probleem van de motorisch intellectueel hoogbegaafde: motorisch geniaal, maar gedwongen in een medium te communiceren dat niet het zijne is. Als een schaker die moet gewichtheffen. Of andersom.