Een moment uit een voorstelling van ver weg: De ideale ernst of het belang van een echtgenoot, een ‘montage’ van twee stukken van Oscar Wilde door ’t Barre Land (gespeeld in 2003 en 2007). In De Veere wonen wij in het geheugen van toneelspelers. Vincent van den Berg (hij speelt de opdringerige minnaar) en Margijn Bosch (het naar liefde hunkerende meisje), en de gastacteur van de avond, Jacob Derwig, de vilein-strenge moeder van het meisje, zij herinneren zich hoe een scène geweest kan zijn, aan de hand van de fragmentarisch werkende geheugens van de toneelspelers die ze ruim tien jaar na dato geworden zijn.

Iets later op de avond reconstrueren deze drie acteurs, opnieuw aan de hand van herinnering vermengd met tekstflarden, een moment uit de voorstelling Hoofd zonder wereld, vrij naar Elias Canetti, een productie die ze in 2012 even hebben hernomen, om de hoek, in Frascati 1, ook in het kader van De Veere trouwens. Op weer een ander moment van de avond weten de Vlaamse actrice Sara de Bosschere en toneelmaker Jan Joris Lamers nog ongeveer hoe ze Happy Days van Samuel Beckett speelden. Zij op een stoel, hij erachter. Zij de desperaat pratende Winnie, hij haar zwijgzame man. Hij ziet alles aan. Zij zakt in de aarde. En dat gebeurde doordat Lamers een deken, of was het toch een jas (ook de toeschouwer graaft in zijn geheugen) optrok van haar middel tot haar nek. Hoe deden ze dat toen ook weer? En wat was het liedje dat zij zong? En welke betekenis had die enorme tas? Overbeladen onderbewustzijn? Of toch gewoon een tas met spullen? Ken je die voorstellingen allemaal niet, dan maken deze reconstructies je mogelijk nieuwsgierig. Ken je ze wel, dan overvalt je een verlangen om ze terug te zien. Gevolgd door die steek van verdriet: o, nee, dat kan niet meer. Voorbij. Voorgoed? Voor nu?

Toneel is de kunstvorm van het verlies. En van het behoud van herinnering. Van geheugen. En van de kracht van dat geheugen. Ik heb enkele jaren geleden een oude Duitse toneelspeler ontmoet, die iedere avond dat hij speelde behoorlijk vroeg in zijn toneelhuis was, een belangrijke schouwburg in een grote stad. Hij wandelde dan even het toneel op, keek de lege zaal in, nam alles in zich op. Het is niks bijzonders, veel toneelspelers en performers doen dat. Hij vertelde mooi en kalm over hoe belangrijk dat moment voor hem was: ‘Alle collega’s die hier hebben gespeeld, ook degenen die al lang onder de groene zoden liggen, die zie ik dan weer even terug. Zij allen hebben hun levensdrift, hun expressie, hun omgang met taal op deze vloer achtergelaten. Dat alles gaat niet verloren. Dat blijft als kracht altijd aanwezig.’

Ook die kracht hoort bij De Veere. Volgend jaar misschien gelukkig weer.


Beeld: De Veere (Bert Nienhuis)