Opnieuw komen de massamoordenaars van toen uitgebreid aan het woord. Voor de camera’s demonstreren ze met angstwekkende openheid – en met trots – hoe ze destijds te werk gingen om de ideologische zuivering uit te voeren. Het verschil met de eerste film is dat Oppenheimer de daders nu met de slachtoffers confronteert, specifiek met Adi, een oogheelkundige van een jaar of veertig wiens broer Ramli in stukken werd gehakt.

Door Adi krijgt de hoofdmetafoor vorm: als nabestaande kampt hij met de trauma’s van het verleden. Juist hij biedt de daders de mogelijkheid van beter zicht; het is zijn werk mensen zich een bril te laten aanmeten. Door de confrontatie met Adi krijgen de moordenaars ook de kans de onmenselijkheid van hun daden onder ogen te zien. Oppenheimer werkt deze optische symboliek consequent uit. Zijn film fungeert als een telescoop die het wazige verleden en de wandaden van toen transporteert naar het hier en nu. Dit scherpgestelde, gezoomde beeld verbreekt het klimaat van ontkenning. De nu bejaarde beulen, nog altijd heer en meester in de dorpjes waar ze wonen, worden gedwongen te kijken en te luisteren.

The Look of Silence is een film over het kijken. En een film over lichamen, levend en dood. Het groteske lichaam van Adi’s vader, in leven en misschien wel al ver de honderd gepasseerd, lijkt zich in een beginnend stadium van ontbinding te bevinden. Dat lichaam wordt liefdevol verzorgd door zijn moeder, alsof het iets kostbaars bevat. Daarom krijgt het lichaam van de oude vader zoveel aandacht; als dat wegkwijnt verdwijnen ook de herinneringen, terwijl de confrontatie met wat er precies is gebeurd met hun zoon en broer voor Adi en zijn moeder een voorwaarde is om verder te kunnen leven.

Het lichaam herbergt herinnering, film-als-telescoop bevat het levende verleden. Oppenheimer laat scènes aan Adi zien waarin twee moordenaars naspelen hoe ze Ramli hebben vermoord. De mannen lopen naar een verlaten plek bij een rivier waar destijds honderden mensen zijn vermoord. De mannen acteren; ze laten precies zien wat ze hebben gedaan. Het is misselijkmakend. Adi kijkt uitdrukkingsloos naar de beelden. Zijn verdriet is onuitsprekelijk. Later komt hij bij een andere beul aan huis. Naast de moordenaar zit diens dochter. Ze hoort voor het eerst wat haar vader heeft gedaan in zijn jonge jaren. Ze is in shock en vraagt Adi haar vader te vergeven. En hij doet dat ook, althans zo lijkt het wanneer hij zegt: ‘Wat hij ook heeft gedaan, hij blijft je vader.’

Tijdens de aftiteling (producent: Werner Herzog) komt de gedachte bij mij op dat er tussen Oppenheimer zelf en deze bizarre, melodramatische moordenaars weinig licht zit. Net als Oppenheimer met zijn twee films de stilte over de misdaden van het verleden doorbreekt, zo houden de killers de herinneringen aan hun bloeddorstige daden levend. Ze willen er altijd aan worden herinnerd, omdat ze nog altijd trots zijn op wat ze hebben gedaan, zeker, maar het kan ook zijn dat ze nooit wíllen vergeten. Het is luguber, maar de suggestie is dat het idee van herinnering voor hen de deur naar verlossing zou kunnen openen.


Te zien vanaf 2 april