Domenico Bianchi, Zonder titel, 2009. Olie, was, linnen, fiberboard, 80 x 60 cm © Foto’s Peter Cox, Eindhoven / courtesy Slewe Gallery

De oppervlakte van dit schilderij van Domenico Bianchi is gemaakt van bijenwas – eerst op linnen, dat geplakt werd op een paneel van kunststof. Ik heb hem die werken zien maken in zijn Romeinse atelier. Ze beginnen met een ontwerp voor de eigenaardige lineaire figuur die ongeveer in het midden moest komen. Dat is een versie die voort lijkt te komen uit een slingerende beweging van een bolvormig volume. Indertijd heeft Bianchi enkele van die ronde figuren met de hand getekend.

Hij had een kennis die wist hoe je computers moest programmeren om zo’n tekening te bewerken. Op basis van de typische energie van lijnbeweging in een tekening zijn er toen allerlei variaties van gemaakt. Die lijken op elkaar maar nooit zijn ze hetzelfde. Het werden versies van een typisch artificieel handschrift. Als Bianchi een werk begint, zoals dit donkerrode paneel, kiest hij uit dat repertoire een figuur en voor het vlak de kleur van de vlakke waslaag waarin de figuur moet worden neergelaten, ongeveer midden van de rechthoek. Op het vlak zat al linnen. Als de was langzaam begint te drogen, heeft de dunne laag van ongeveer een halve centimeter houvast nodig.

Van nu af aan is het maken van het schilderij niets dan langzaam en uiterst geduldig handwerk. Om het paneel wordt een dunne rand gemaakt. Vermengd met verdunde olieverf wordt de kleurloze was op kleur gebracht. De langzame, warme was wordt voorzichtig over de rechthoek uitgegoten. Het rood verspreidt zich, wordt glad en begint te drogen. Bianchi moet dan wachten. Je zag hem gespannen kijken. Hij zag een egaal oppervlak van die rode kleur ontstaan. Het ziet er wonderbaarlijk zacht uit – als het tere, roerloze oppervlak van een schaal melk. Vanwege zijn trage gewicht trekt de rode was zichzelf glad. Zo bleef het zonder bewegingen van handschrift. Dat, in het stille oppervlak, kwam later.

In de smetteloze waslaag, voldoende droog, begon Bianchi met een vlijmscherp mes de contourlijnen te snijden van de figuur. Dat ging langzaam en kostte tijd. De figuur werd voorzichtig uitgehold. Vervolgens werd in de lijnscherpe uitsnede heel precies witgekleurde was gegoten. Die moest ook weer drogen. Tegelijk werd de laag was, nog niet kurkdroog toen, geschaafd en gewreven om onregelmatigheden in het oppervlak weg te werken. De onnavolgbare kluwen van sierlijk witte lijnen werd zichtbaar in het getemperde rood, dat droogde en toen ademloos stil werd.

De kluwen lijnen werd zichtbaar in het getemperde rood

De figuur is geen voorstelling die ergens op lijkt. Maar ze heeft een onbestemde beweeglijkheid. De figuur veroorzaakt bewegingen in het rode vlak. Dat begint mee te bewegen – als een strak trommelvel dat beroerd wordt. Ik begin te zien dat het dat rood is, dat in dit kunstwerk het wezenlijke is. De figuur is suggestief. Zij maakt het rood heel intens. Zo laat het schilderij een sfeer zien die eigenlijk onbenoembaar is. In de muziek wordt dat ook als toon omschreven. In de kunst is het de schoonheid die zo raadselachtig is maar wel bestaat omdat we haar zien.

Günter Tuzina, Zonder titel, 2017-2018. Acryl, olie, tekenkrijt, linnen, 50 x 40 cm © Foto’s Peter Cox, Eindhoven / courtesy Slewe Gallery

Toen ik nog studeerde noemden we deze fluwelige schoonheid echt Italiaans – een rechthoek rood waarin zomaar een slingerende figuur hangt te wiegen als een bekoorlijk ornament. Zo lazen we dat in het klassieke boek van Giorgio Vasari, met de levens van de kunstenaars. Er was een typisch soort Italiaanse schoonheid. Een Duitse schoonheid ziet er anders uit. Die is straffer en hoekiger in vormgeving, de kleuren heftiger, zoals hier in het gele en groene schilderij van Günter Tuzina met die harde, donkere veeg. Daar zit nog veel gotiek in. Maar dat waren waarnemingen van vroeger.

Jaren geleden kwam uit Amerika een geweldig modernisme dat internationaal was. Eigenlijk was het Amerikaans. Het was eigenzinnig, nieuw, fris en onweerstaanbaar. Dat was ook waar. Is er dan geen Italiaanse schoonheid meer? Ik was vaak bij Bianchi in zijn atelier. Af en toe gingen we linksaf de straat op. Na vijftig meter kwamen we, op de hoek van de Via Gesù, langs de verfwinkel van Poppi waar kunstschilders alle kwasten en alle kleuren en papier en alle soorten krijt kunnen krijgen. We liepen verder links en kwamen bij de Santa Maria sopra Minerva. De wanden van de kerk zitten vol met luisterrijke kleur van kunstenaars uit minstens drie eeuwen. De hoge velden van het kruisgewelf zijn helder blauw. Daar boven straalt het. Alle kleuren stralen en gloeien door elkaar. Maar achterin, links voorbij het koor, is het graf van Fra Angelico, die in 1455 gestorven was en daar nu in een tombe van grijswit marmer begraven ligt. Op de tombe zijn beeltenis in laag reliëf. Hij ligt op zijn rug, zijn handen over zijn borst gevouwen. Eenvoudig en nederig als hij was, is hij gehuld in de lange, marmeren plooien van zijn mantel. Beato Angelico. Daar stonden we dan even. Hij schilderde figuren van roodroze en lichtblauw als geen ander.

PS Op Tuzina, de Duitse kunstenaar, kom ik volgende week terug.