Opinievorming is in Nederland vandaag de dag een zaak van landsbelang. En een rijk belang van een zakelijk land. Maar ze is vooral een zaak van belangrijke mannen. Je komt ze overal luid en duidelijk tegen: in talkshows, actualiteitenprogrammas en kranten. Heel Nederland surft naar www.belangrijkemannen-punt-nl. En allemaal weten ze hoe het er voor staat, hoe het verder moet, of op zn minst hoe het zo ver gekomen is. Vaak zeggen ze ook hetzelfde. Over het belang van de Nederlandse taal, de noodzakelijke scheiding van kerk en staat, van drek en sulfaat, of van priet en praat. Grote geesten think alike, tenslotte.
Was Edward Said, over wie laatst in De Balie een veelbesproken avond werd belegd, ook zon belangrijke man? Trouw doopte hem na zijn dood tot «de luchtfietser van het Midden-Oosten» en de intellectuele vader van het islamitisch terrorisme. Dat klinkt vrij belangrijk. Maar Said was terrorist noch luchtfietser. Hij was eerder een geruchtenbietser. Een man namelijk die kon uitleggen hoe opinies gevormd worden uit geruchten, en hoe belangrijke mannen er vervolgens de grote ideeën van maken die ze ons graag uitleggen: de Europese Verlichting, het Europese rationalisme, het Europese secularisme en de premoderne islam.
Said wist kortom wat een man belangrijk maakt: zijn vermogen om geruchten met de fietspomp op te blazen tot ideeën. Hij kon er dan vervolgens zelf het ventiel uittrekken.
Angst is de grootste fietspomp die je op een gerucht kunt zetten. Belangrijke mannen zijn daarom ook: handelaren in angst. Sinds 11 september 2001 hangt de hele wereld aan de fietspomp. De handel in opinies heeft een navenant hoge vlucht genomen. Het kneuterige tasten naar een opvatting na de val van de Muur heeft plaatsgemaakt voor bulderende beschouwingen over botsende beschavingen die sinds de negentiende eeuw niet meer op die toonhoogte te horen zijn geweest. De achterlijke islam. Het ondernemende Westen. Het indolente Rusland. Het vrije Westen. De slaafse islam. Het seculiere Westen. Het magische donker Afrika. Het fatsoenlijke Westen. De corrupte rest van de wereld.
Dit angstige opinieklimaat is nu vooral een vreugdeloze kermis van belangrijke mannen die elkaar verwijten dat ze of blind zijn voor het gevaar (de politiek correcte weglopers), of alleen maar geïnteresseerd zijn in een flink pak slaag (de verdedigers van de Moderniteit). De wereld op maat gesneden. Je bent vóór ons of tegen ons, zoals een hoge Amerikaan het formuleerde.
Angst beheerst in die optiek op twee manieren het beeld dat we van onszelf moeten koesteren. We moeten bang zijn voor de rest van de wereld, omdat die ons haat en ons wil afpakken wat we hebben gepresteerd. En we moeten bang zijn voor onszelf, omdat we sinds mei 1968 week en slap zouden zijn geworden en niet meer geloven in onze eigen prestaties.
Zo keert het hele repertoire van masochistische cultuurkritiek terug dat Euro peanen al eeuwenlang de schrik om het hart doet slaan. Het Westen gaat ten onder aan zijn eigen gebrek aan ruggengraat, roepen conservatieven elkaar in het kielzog van Oswald Spengler na. De gevreesde ondergang van het Avondland is namelijk de keerzijde van de westerse hegemonie die met hetzelfde gemak wordt afgekondigd. Dat is logisch. Het idee dat de Wereldgeest een liberale westerse democraat is, werkt angstdempend. Maar onderhuids leeft de angst, dat het met ons afgelopen is, dat we verzwolgen zullen worden, juist omdat we zulke aardige westerse liberalen zijn, door messentrekkende moslims en geile Afrikanen.
Het is de negentiende eeuw in een notendop. Maar waarom moet dat worden herhaald in het jaar onzes Heren 2004?
Sinds de Tweede Wereldoorlog leefde het vrije Westen een angstvrij leven. Akkoord, de Amerikanen waren een tijdje bang voor de sovjetbom en ufos, en in Nederland joeg Joop den Uyl de welgestelde klasse een tijdje in de touwen, maar voor het overige leken de zaken goed geregeld. Maar nu is angst weer maatschappelijk geworden, dankzij een handvol kamikazemoslims. Triomf en doem, manie en depressie, wisselen elkaar in steeds hogere versnellingen af. Dat is geen opinievorming meer, dat lijkt een ziektebeeld.
Inderdaad, er is iets decadents in het moderne, geseculariseerde Westen. Maar het zijn niet de bierdrinkers en wildplassers die op zaterdag in Amsterdam een excursie naar het wilde leven maken. Die zitten op maandag gewoon weer in de schoolbanken of op de zaak. Het zijn evenmin de arbeidsongeschikten die thuis op de bank liggen omdat ze niet meer konden meekomen. En het zijn ook niet de moslimmeisjes die hun ego strelen door zich in het zwart te kleden. Decadent, namelijk onderhevig aan verval, zijn eerder de belangrijke mannen die ons een gevoel van decadentie willen aanpraten. Hun handel in angst pookt het spookbeeld op van een samenleving die slagzij maakt, terwijl ze tegelijkertijd de absolute superioriteit van die weergaloos vitale samenleving verkondigen wanneer het ze maar uitkomt.
Laten we het ventiel uit die fietsband trekken. Eén der grote deugden van de Verlichting, aldus de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in haar nuchtere en tamelijk angstvrije rapport over normen en waarden, is: geloof in de toekomst. Zo simpel staat het er, en zo moeilijk is het. Die deugd, dat geloof, is onmisbaar voor een samenleving die zich niet wil laten regeren door angstbeelden. De wildplassers die op maandag weer in de schoolbanken zitten, geloven erin. De arbeidsongeschikten die het stemhokje bezoeken, geloven erin. En de moslimas die hun hoofddoek straktrekken voor hun eindexamen op de middelbare school geloven er ook in. Nu de belangrijke mannen nog.