Mijn filmjaar werd op de valreep gered — door de 57-jarige Britse regisseur Andrea Arnold en haar Wuthering Heights uit 2011. We vertoonden de film begin december in het kader van een serie boekverfilmingen in de Amsterdamse Openbare Bibliotheek. Het programma, dat we Cinema Literair noemen, bleek de bron van alle kwaad. In de loop ervan raakte ik in de ban van de roman, zoveel dat ik in iedere aflevering de film in kwestie steeds meer irrelevant ging vinden. Stanley Kubricks Lolita? Vergeet het, lees het boek van Vladimir Nabokov. Goldfinger? Ian Flemings thriller is véél beter. Jane Campions The Portrait of a Lady? Valt in het niet vergeleken met Henry James’ meesterwerk.
Het letterenvirus infecteerde mij, ook in het geval van de actuele cinema die ik in De Groene Amsterdammer en elders besprak. De western van de gebroeders Coen, The Ballad of Buster Scruggs, is meesterlijk. Maar ik hunkerde naar de boeken van Louis L’amour en Zane Grey die ik vroeger las, en die van Elmore Leonard, Larry McMurtry en Cormac McCarthy die ik nog steeds lees. Transit van Christian Petzold is schitterend, maar komt niet in de buurt van Anna Seghers’ oorlogsroman uit 1942. Terry Gilliams The Man Who Killed Don Quichot? Ik vermaakte mij, maar een paar uur na het zien van de film raakte ik een nacht kwijt aan Miguel Cervantes. Annihilation?
Briljant, maar oppervlakkig vergeleken met Jeff VanderMeers Southern Reach-trilogie. First Man van Damien Chazelle dan. Ik las nog liever Tom Wolfe en nog twee non-fictieboeken over de maanlanding. Gräns is fijn, maar de korte verhalen van John Ajvide Lindqvist zijn dat nog veel meer. Burning van Lee Chang-dong – een van de beste films van het jaar. Maar dat vergat ik, omdat ik William Faulkner en Haruki Murakami ging lezen. Zelfs Paul Schraders First Reformed, mijn film van het jaar, deed mij hunkeren naar een boek. Nadat ik hem had gezien, begon ik het Nieuwe Testament door te bladeren.
Het was erg. Niet dat het nieuw was dat ik boeken las – op de universiteit studeerde ik naast film ook Engelse letterkunde. Maar niet eerder realiseerde ik mij hoe sterk cinema en literatuur werkelijk aan elkaar verbonden zijn. De vraag die mij teisterde: waarom zou je min of meer hetzelfde verhaal opnieuw tot je nemen, maar dan in een vorm die als je eerlijk bent weinig toevoegt aan het origineel? Want dat was mijn gevoel: het boek is steevast zoveel interessanter dan de film.
Wat is ‘film’ dan nog? Ik realiseerde me dat mijn beste filmervaringen van het jaar precies dat waren: belevingen eerder dan het ‘zien’ van een film. Uitschieters waren gerestaureerde versies van de klassiekers 2001: A Space Odyssey van Stanley Kubrick en Andrej Tarkovki’s Stalker. Ook First Man overrompelde mij op deze manier, vooral de scène waarin astronaut Neil Armstrong voor het eerst een voet aan de grond zet op de maan. Deze beelden benamen mij de adem, net als die van het auto-ongeluk in de horrorfilm Hereditary van Ari Aster en de autorit aan het begin van Paul Thomas Andersons Phantom Thread en de magistrale eerste minuten van Steve McQueens misdaadfilm Widows waarin Viola Davis en Liam Neeson elkaar kussen terwijl ze in bed liggen.
Toen kwam de verlossing, het moment waarop ik me realiseerde dat ik veel meer van die ‘filmervaringen’ had, ondanks de nachtelijke uren waarin ik al die romans las. Het was in de grote zaal van OBA Oosterdok waar Arnolds verfilming van Emily Brontë’s roman uit 1847 draaide tijdens Cinema Literair. Het was de tweede keer dat ik hem zag. En het is een meesterwerk. Arnolds versie, gefilmd in een archaïsch beeldformaat en met een constant bewegende camera, vangt op volmaakte wijze de wildheid van de liefde tussen Heathcliff en Cathy. Het is een liefde zo verschrikkelijk, zo groot dat contact ermee in een donkere bioscoopzaal lijkt op iets uit een horrorfilm. De natuur is alom aanwezig. Hoe heeft Arnold ooit dat loeiende geluid van de wind, constant hoorbaar, vastgelegd? De onvergetelijke scène van Heathcliff bij het lijk van Cathy – ik durf niet eens op schrijven wat daar precies gebeurt. Het is schokkend mooi. Net zo mooi als in het boek, waarin Brontë het niet zo letterlijk opschrijft, maar waarin ze misschien precies hetzelfde bedoelde met haar koppeling tussen de eeuwige liefde en de dood.
Mijn jaar in fictie: dat was 2018. Ik raakte de draad kwijt en vond die weer dankzij Arnold. Misschien is ‘fictie’ het juiste woord en maakt het niet uit, niet echt, in welke vorm je verhalen tot je neemt. Als je maar iets meemaakt, ervaart of ondergaat dat zo’n impact heeft dat je daar nooit echt meer van herstelt. ‘Iets’. Gevoel. De beste fictie laat je dingen voelen, ze verandert je kijk.
The Ballad of Buster Scruggs en Annihilation zijn nu te zien op Netflix