
De letters bovenin zijn namelijk exact de letters die een andere artiest precies dertig jaar geleden gebruikte voor zijn meest succesvolle album ooit, Reckless. Juist: Bryan Adams.
Het laatste album van Ryan Adams verscheen in 2011. Drie jaar tussen twee albums: dat is in de popmuziek volstrekt gebruikelijk, maar in het geval van Ryan Adams is het alsof Herman Brusselmans drie jaar over een roman heeft gedaan.
Niet dat hij niet productief was: hij gooide tenminste één volledig album weg, boven op wat inmiddels een van de mooiste vuilnishopen in de popmuziek zal zijn. Een van zijn allermooiste albums is immers Demolition (2002), een verzameling overblijfsels. Het album dat hij heeft weggegooid, was ingetogen en akoestisch. Maar Ryan Adams wilde weer eens iets anders, na jaren van solo-optredens, waaronder in Nederland briljante shows in Carré en het Concertgebouw. Hij wilde meer rocken. Dat is in het geval van Adams geen belofte, maar een waarschuwing: het op afstand zwakste album uit zijn catalogus blijft Rock N Roll (2003), dat hij met datzelfde voornemen maakte.
Maar de single die zijn nieuwe album voorafging (Gimme Something Good) stelde in dat opzicht gerust: ook rocken gebeurt bij Adams anno 2014 met dezelfde zorgvuldige, liefdevolle ambachtelijke toewijding als country spelen. Dat werd tijdens zijn solo-optredens meer dan ooit duidelijk: Adams is een onvoorstelbaar goede zanger én gitarist, en weet hoe je een liedje schrijft, arrangeert en uitvoert.
Die liefde voor andere, vaak hardere genres is bij Adams verre van een pose en al helemaal geen camp: hij is de verpersoonlijking van de muzikale veelvraat, de oprechte liefhebber die geen uitsluitingsmechanismen kent in zijn voorkeuren. In een amusant interview in The New York Times van vorige week vertelt Adams dat hij op de middelbare school werd bekritiseerd door een klasgenoot die hem voorhield dat het onmogelijk was om op de ene kant van je schoen de bandnaam van Guns N’ Roses en op de andere die van Social Distortion te schrijven, zoals Adams had gedaan. De ene band maakte immers hardrock voor de massa, de andere punkrock voor de underground. Je kon niet van beide houden. ‘Ik vertelde hem: mijn pen bleef het gewoon doen toen ik beide namen erop zette, en de cassettes van beide bands zitten op dit moment in mijn rugzak, dus waarschijnlijk kan het prima.’ Zijn naamloze album drijft veel meer op elektrische gitaren (van Adams zelf, en in een nummer van acteur Johnny Depp) dan de voorgangers, maar muren trekt hij nergens op. Zelfs stuwende nummers als I Just Might blijven drijven op een subtiele, broeierige spanning. En hij blijft niet alleen een fenomenale liedjesschrijver (het is alsof hij met gemak gewoon weer elf prachtige voorbeelden gooit boven op dat gestaag uitdijende monument voor het liedje dat hij sinds 2000 bouwt), maar ook een spannende tekstschrijver. In I Just Might zingt hij: ‘Maybe every promise anybody makes/ Is destined for the rocks.’ Een nummer later klinkt het: ‘I’m tired of giving up so easy.’
Het een bijt het ander? Niet bij Ryan Adams, de man die al zijn voorkeuren, liefdes en afkeuren verenigt en tot muziek maakt.
Ryan Adams, Ryan Adams (Sony Music)
Beeld: Ryan Adams (Julia Brokaw / Courtesy of the artist / Press).