Nee, maar je moet wel werken aan je bekendheid – al hoeft die niet groot te zijn. Ben je niet bekend, dan word je niet gezien of gelezen. Hoe groter je bekendheid, hoe groter de mogelijkheid dat men je kunstenaarschap zal erkennen.

Maar bekendheid, roem, gaat gepaard met een zekere slijmerigheid of met een vorm van botheid.

Botheid is tegenwoordig populair. Het is zelfs burgerlijk om te constateren, maar het vunzige, het smerige, het schreeuwerige, het vieze, het grove is de snelste weg naar die bekendheid. Als je iemand eerlijk zou moeten adviseren die je vraagt ‘hoe word ik bekend’, dan moet je antwoorden: wees een klootzak.

Wie bekend is om zijn nuance, of bekend is om zijn geraffineerde visie, is meestal niet zo heel bekend.

Kijk naar de journalistiek.

Wie is bekender: Jan Roos of Tom Jan Meeus?

Persoonlijk vind ik beiden goede journalisten, maar ieder op zijn eigen manier. De manier waarop Jan Roos iets ontluistert werkt net zo goed als de wijze waarop Tom Jan Meeus iets analyseert.

Jan dankt zijn bekendheid aan zijn ruwe manier van interviewen, Tom Jan houdt zich daar verre van. Wie heeft nou de meeste invloed?

Ik denk uiteindelijk Jan Roos.

In de kunst is het net zo.

Schrijvers die een grote oplage behalen, zijn meestal bekend.

Het gebeurt wel dat zij de route volgen die ze horen te volgen – ze schrijven een boek, dat boek krijgt goede recensies, daardoor worden ze bekend – maar meestal zijn er externe factoren die weinig met hun schrijverschap te maken hebben waardoor een schrijver populair is: ze doen iets raars, ze komen regelmatig bij De wereld draait door of bij Pauw of Jinek; ze zijn misschien niet zo uitzonderlijk maar worden als iets uitzonderlijks gepresenteerd.

Het Van Gogh-effect is bijna uitgewerkt en ik moet weer iets doen om mijn bekendheid op te vijzelen

Je kunt hier bezwaar tegen hebben, maar het is niet anders.

Ik vind het wel leuk – al voel ik wel aan dat ‘leuk’ een tamelijk nietszeggend flauw woord is.

Ik heb niks te klagen. Ik geniet een geringe bekendheid. Dat komt, in mijn geval, door de moord op Theo van Gogh. Ik kan schrijven wat ik wil, elk interview – op een enkele uitzondering na – na de moord op Theo ging over Van Gogh. Tot een explosie van mijn oplages heeft het overigens niet geleid.

Maar nu ben ik de zestig reeds gepasseerd.

Het Van Gogh-effect is bijna uitgewerkt en ik moet weer iets doen om mijn bekendheid op te vijzelen.

Maar ik heb er geen zin meer in.

Ik wil alleen maar schrijven. Ik wil niet meer op tv, ik wil eigenlijk ook niet voor een zaal optreden (stik van de zenuwen), ik wil mijn tijd doorbrengen achter een bureau en soms in een bibliotheek.

Maar dat is onverstandig. Doe ik dat, dan kan ik misschien mooie boeken schrijven, en misschien vind ik nog wel een uitgever ook (mijn halve familie werkt bij uitgeverijen) maar die boeken verkopen dan op voorhand niet, want ik ben Oud Vergeten.

Wat te doen?

Het vervelende is dat ik dat niet weet. Steeds als ik iets probeer te bedenken overvalt me niet alleen een grote vermoeidheid, maar ook een groot onrechtvaardigheidsgevoel. Ik noem het wel eens ‘gevoelscynisme’.

Toen ik vroeger nog oude schrijvers interviewde dacht ik altijd: ik wil nooit zo worden als zij, zo zuur om hun gebrek aan erkenning. Iets ergers is er niet.

Maar als je dat gebrek aan erkenning niet zo erg vindt – en nogmaals, ik heb niets te klagen – dan wordt een reden om te schrijven of om kunst te maken toch vrij ridicuul.

Je gaat dan schreeuwen, krijsen, heel erg rechts worden, vloeken, grof doen en smerig, en je gaat dan merken dat dat werkt.