Maar de geheime dienst legde Obama uit dat mobiele telefoons te makkelijk te kapen en af te luisteren zijn. Clinton en Bush jr. waren met soortgelijke eisen akkoord gegaan: zij zagen tijdens hun presidentschap af van e-mail. Maar Obama weigerde. ‘Ze willen hem uit mijn handen wrikken’, zei hij twee weken voor zijn ambtsaanvaarding, ‘maar ik ben er nog steeds over aan het knokken.’ En hij won: zijn BlackBerry-dependency is nog altijd een dagelijkse zorg.

De geheime dienst had natuurlijk wel gelijk. Het zal destijds wel niet als argument zijn gebruikt, maar de Amerikanen zaten toen al zeven jaar in het mobieltje van Angela Merkel. Dat is geen geringe prestatie. Toen na de val van de Sovjet-Unie KGB-archieven naar het Westen werden gesmokkeld, was een van de grootste onthullingen dat de KGB er tijdens de Koude Oorlog in was geslaagd om de telefoon af te luisteren van Henry Kissinger. En dat was een minister.

Wat het NSA-afluisterschandaal betreft heeft de Koude Oorlog een andere belangrijke les in petto. Veertig jaar lang hadden de Amerikanen in hun intelligence war met de Sovjet-Unie meer geld, meer middelen en betere technologie. Dat was aan de uitkomst bepaald niet af te lezen. Volgens het archief van de overgelopen KGB-archivaris Vasili Mitrokhin was ruim de helft van alle wapens van de Sovjet-Unie gebaseerd op Amerikaanse ontwerpen, zaten er sovjetspionnen bij elke Amerikaanse wapenfabrikant en was de KGB diep geïnfiltreerd in de politiek van verschillende westerse landen. Die successen waren in ieder geval deels het gevolg van een keuze die de Sovjet-Unie al heel vroeg in de Koude Oorlog gemaakt had: niet proberen te concurreren met de Amerikanen in spionagetechnologie, maar focussen op mensenwerk. Een satelliet is peperduur, maar omkoping niet. Zo verkocht een van de meest lucratieve KGB-spionnen, de piepjonge NSA-medewerker Robert Lipka, de Russen maar liefst vijftig pakketten met geheime documenten voor een magere 27.000 dollar: een geheim-per-dollar-verhouding waar de NSA alleen maar van kan dromen.

Zijn de eindeloze terabytes aan data die prijs waard?

Achteraf concludeerden Amerikaanse inlichtingenanalisten dat de VS zich wellicht te veel hadden laten leiden door de technologische mogelijkheden voor het verzamelen van informatie. De VS waren daardoor op een berg audio- en datatapes vol afgeluisterde gesprekken, onderschepte radioberichten en Warschaupact-communicatie komen te zitten, waaronder cruciale inlichtingen regelmatig werden bedolven. Tien jaar later moest dezelfde analyse opnieuw worden gemaakt, toen de Amerikaanse inlichtingendiensten uit een enorme hoeveelheid informatie niet de plannen van al-Qaeda filterden. De juiste inlichtingen waren vergaard, maar met zo veel bijvangst dat ze verloren gingen.

Het is nu twaalf jaar later, en de Amerikaanse inlichtingendiensten zijn kennelijk alleen maar verder op datzelfde spoor opgerukt. Alleen een computer zal het ‘mijnen van data’ in zestig miljoen Spaanse telefoontjes binnen één maand niet excessief vinden, zestien bases over de hele wereld om satellietcommunicatie op te nemen, ruim zestigduizend hack-operaties, of het injecteren van ‘spionage-implantaten’ in tientallen miljoenen computers wereldwijd.

Je bent geneigd om te denken dat dit alles alleen gebeurde – in ieder geval op die schaal – omdat het kón. Geneigd om je af te vragen of er ooit in het Witte Huis grondig is afgewogen en beslist over de vraag of de kwaliteit van de hiermee vergaarde informatie opwoog tegen de wereldwijde impact als dit zou uitlekken – wat natuurlijk vroeg of laat moest gebeuren. De VS kennen de diepe psychologische impact van spionage door iemand die je vertrouwt. Dat Kissinger werd afgeluisterd door de Sovjet-Unie wond alleen een paar historici op. Maar toen Kissinger in de jaren zeventig eerst zijn eigen medewerkers liet afluisteren, toen anderen in het Witte Huis en daarna, samen met president Nixon, een waaier aan mensen in de journalistiek en politiek, stortte dat de VS in een diepe vertrouwenscrisis tussen burgers en politiek die nooit meer is hersteld.

Het argument dat ‘spioneren nu eenmaal altijd heeft plaatsgevonden’, waarmee Amerikaanse diplomaten nu de boer op gaan, is natuurlijk onzin. Als landen elkaar echt vertrouwen, spreken ze samenwerking op inlichtingenvlak af en houden informele grenzen aan in hun activiteiten bij elkaar thuis. De schade voor de VS van het NSA-schandaal zal liggen in het uitzetten van diplomaten of het eisen van officiële excuses; het zal zich uiten bij Navo-besluiten, als de VS onder vuur liggen of steun zoeken voor een nieuwe veldtocht. Zijn de eindeloze terabytes aan data die de NSA verzamelde die prijs waard? Ik kan het me niet voorstellen.