Alberts was er het voorbeeld van dat een journalist is en niet ontstaat. Hij wordt hooguit ontdekt. Alberts zou een zeer nauwgezet verslaggever zijn geweest, met veel gevoel voor hoor- en wederhoor. Hij is echter meteen in het gilde van de commentatoren terechtgekomen. Dat betekende niet dat hij te deftig was voor gewoon handwerk: redigeren, koppen maken, aan het steen staan. Hij stond vaak garant voor de eerste pagina. Die werd als laatste in elkaar gezet, zodat nog net wat actualiteiten konden worden meegenomen. Hij was altijd benieuwd naar de nieuwe krant, en ook naar wat anderen ervan vonden. Naar de wekelijkse komst van de prent van Opland keek hij zich verkneuterend uit, en hij wreef zich in de handen als zijn verwachtingen werden bewaarheid. Dat was meestal zo.
Alberts’ commentaren waren kritisch, nooit grof. Er bleef in hem altijd de behoedzame Indische bestuursambtenaar wakker, die hem behoedde voor uitglijden. Voor Luns had hij geen goed woord over. De plompe manier waarop onze regering met het Indonesische vraagstuk omsprong, ergerde hem mateloos. Hij kende land en volk van Indie, dat hij bleef zien als potentieel behorend tot een gemenebest waarin het met ‘ons’ op voet van gelijkwaardigheid zou moeten kunnen verkeren. Het Nederlandse beleid was onintelligent, dat was wat hem vooral ergerde. En niet royaal. Uit de woorden die hij nog niet zo lang geleden sprak ter gelegenheid van het krijgen van de P. C. Hooftprijs, mag worden afgeleid dat, had hij het voor het zeggen gehad, de koningin vorig jaar best de herdenking van het uitroepen van de republiek had mogen bijwonen. Het verbaasde mij niets toen ik hem in die trant hoorde spreken. Hij was in habitus totaal niet veranderd.
In de tijd dat Alberts redacteur was, had De Groene het financieel niet gemakkelijk, en ook het politieke en journalistieke klimaat zat niet mee. Dat laatste was overigens geen reden tot zorg. De redactie leed er niet onder, en de abonnees waren over het algemeen trouw.
Alberts deelde het buitenlandse commentaar met Sem Davids. Ze bewogen zich soms onbekommerd op elkaars terrein, maar hielden steeds rekening met de inzichten van de ander. Bij vervanging tijdens vakanties was dat heel frappant. Het is opmerkelijk dat Davids en Alberts altijd de vrede hebben kunnen bewaren, terwijl de onderwerpen die te behandelen waren toch vaak uiterst controversieel lagen en de ‘naturen’ van het tweetal niet altijd gelijk gestemd waren. Een paar voorbeelden: Nieuw-Guinea, de oorlog in Vietnam, de Algerijnse kwestie, ja of nee blijvende deling van Duitsland, het gaullisme, de Navo, het fascisme in Portugal, Griekenland, de Koude Oorlog, Latijns Amerika, Cuba, de opkomst van de EEG. Over al die aangelegenheden heeft Bert Alberts in De Groene geschreven. Doorgaans deed hij dat bij onze opmaakredactrice Joke Reijnders in haar werkhok, niet zelden kon men hem op woensdag in alle vroegte aantreffen aan een tafel bij het raam van Scheltema, naast het Algemeen Handelsblad, waar De Groene Amsterdammer gezet en gedrukt werd. Dan zat daar Bert Alberts volop als de kranteman die hij ook is geweest.