Luther voor de Reichstag in Worms, schildering op glas © Luther Museum Amsterdam

In die beroemde tolerante gouden eeuwen van ons, de zeventiende en de achttiende, hadden alleen de officiële gereformeerden alle voordelen die de vrije republiek hun bood. Voor de joden, de Armeniërs en de lutheranen was het glas halfvol: zij genoten het theologisch respect van de gereformeerden, en die accepteerden dus dat zij grote kerken en synagogen bouwden, die herkenbaar waren vanaf de straat, en daarnaast een catalogus aan wees-, zieken- en bejaardenhuizen. Voor de derderangs religies – de doopsgezinden, de remonstranten, de rooms-katholieken – was het glas half leeg: hun gebouwen en hun religieuze praktijken waren gedoemd tot bescheidenheid en relatieve onzichtbaarheid.

Door die tolerante hiërarchie zijn er overal in het land nog talloze complexen en complexjes bewaard gebleven met een lange geschiedenis van godsdienstige eigenheid en zelfstandigheid. Daartoe behoort ook het voormalige Evangelisch-Luthers Oude Mannen- en Vrouwenhuis ‘De Wittenberg’ in Amsterdam, een groot pand tussen de Kerkstraat en de Nieuwe Keizersgracht. In de kerkzaal daarvan, en in een viertal bestuurskamers, is nu het Luther Museum geopend, waardoor voor het eerst die markante ruimtes in dat enorme gebouw te bezoeken zijn.

De evangelisch-lutherse kerk ging in 2004 op in de pkn, en was toen een heel kleine gemeenschap, met zo’n dertienduizend leden, maar de lutheranen in de Republiek waren eigenlijk nooit bijzonder groot in getal. De gelovigen kwamen vooral uit de Duitse landen en Scandinavië – landarbeiders, scheepsvolk – en volgens de Nederlandse gereformeerden stonden hun opvattingen zo dicht bij de officiële, dat er eigenlijk geen bijzondere maatregelen getroffen hoefden te worden. Er werd geen bezwaar gemaakt toen de lutheranen in Amsterdam in 1604 een eigen kerk inrichtten.

Het Oude Mannen- en Vrouwenhuis werd geopend in 1772, gebouwd in dezelfde klassieke stijl als het veel grotere Oude Mannen- en Vrouwenhuis van de stad Amsterdam, drie deuren verder (nu het Sarphatihuis). De kerkzaal heeft een fraai orgel en een spectaculaire marmeren gebeeldhouwde poort, die de schenking van de grond door de stad herdenkt, een ontwerp van Jacob Otten Husly. Voor het overige is die zaal vooral een kalme, lange, stemmige ruimte; er hangt een charmant schilderijtje van Johannes Jelgerhuis (1770-1836), dat dezelfde zaal verbeeldt, begin negentiende eeuw, terwijl drie kinderen er een potje knikkeren op de planken. De sfeer is er in tweehonderd jaar niet veranderd.

In de regentenkamers wordt zowel de geschiedenis van het pand belicht, als van de (Amsterdamse) lutheranen in het algemeen. De rondgang is kort, maar sfeervol, de audiotour is prettig ter zake; het kunstbezit zelf is tamelijk bescheiden. Er zijn wat portretten van de Grote Man zelf, en één door Lizzy Ansingh van de regentes Georgine Schwartze (de zus van Thérèse). Er is ook flink wat zilveren avondmaalgerei, waaronder het uitzonderlijk fraaie stel dat in 1969 werd gemaakt voor het Maarten Lutherhuis in Osdorp (gebouwd in 1964) door Johannes Noyons, naar een ontwerp van Dom van der Laan. Het bestaat uit een hele serie kleine wijnbekertjes (de communicanten dronken niet uit een en dezelfde schaal, om besmetting te voorkomen), prachtig strak en onopgesmukt, zoals eigenlijk alles wat er staat vooral ‘bescheiden’ is, maar getuigend van een sterke traditie, en van de robuuste soevereiniteit in eigen kring.

Luther Museum Amsterdam, Nieuwe Keizersgracht 570, luthermuseum.nl