
‘We need to talk about Kevin.’ We hoeven niet te praten over het boek van de Amerikaanse schrijfster Lionel Shriver uit 2003 waarin ze het verhaal vertelt van een moeder en haar onwaarschijnlijk antisociale, gewelddadige zoon. We moeten praten over Steve K. Bannon, voluit Stephen Kevin Bannon, de belangrijkste adviseur van president Trump en de man die sinds kort verzekerd is van een vaste plek in Amerika’s Nationale Veiligheidsraad. De hoogste Amerikaanse generaal moest voor hem plaatsmaken. The New York Times heeft hem al sarcastisch president Bannon genoemd – om uitdrukking te geven aan zijn onevenredig grote invloed, en misschien ook wel om het ego van de echte president te prikkelen, die, zo wordt gezegd, nogal slecht tegen gezichtsverlies kan. Er zou een moment kunnen komen dat Donald Trump in een jaloezieaanval tegen ‘zijn’ eigen Bannon roept: ‘You’re fired!’
Maar ik denk dat Bannon een blijvertje is. Niet alleen is hij nu de bepalende kracht achter Trumps presidentschap, maar ook de belangrijkste ideoloog, die de instinctieve Trump nodig heeft voor een min of meer coherent ideeëngoed en een loepzuiver langetermijndoel.
Steve Bannon laat zich inmiddels kennen als een radicaal: onder zijn leiding werd de website Breitbart, waarvan hij ceo was voordat hij door Trump bij zijn team werd gehaald, een podium voor etno-nationalisme, de nette naam die het oude begrip white supremacy vervangt. Afro-Amerikanen moeten het daar ontgelden, Mexicanen, moslims, feministen en verder iedereen die volgens Breitbart behoort tot het ‘politiek correcte’ deel van Amerika. Dat is een ruim schot hagel.
Onderschreef Bannon deze omineuze ideeën? Het lijkt erop, en tegelijkertijd kun je ook volhouden dat de baas van Breitbart alleen maar een platform wilde bieden voor ‘alternatieve ideeën’. Een ding is zeker, de term Alt-Right, die door Breitbart en Bannon wordt gekoesterd, kan niet letterlijk genoeg worden genomen. Het gaat hier om een Alternatief Rechts, dat weinig uitstaande heeft met het oude gedachtegoed van de Republikeinse Partij, de Grand Old Party, waarin verschillende stromingen als het (neo)conservatisme, gematigd rechts en het libertarisme een thuis vonden.
Alt-Right vertoont nog de meeste verwantschap met de Tea Party, de gideonsbende die met behulp van provocatie ‘de Amerikaanse elite’ wilde opschudden en die zich vooral liet gelden in Republikeinse kringen. Trump heeft zich in het verleden nauw verbonden met Sarah Palin, hij maakte een vleiend filmportret over haar. Ook hier weer: de agressieve aanvalsmethode lijkt, meer nog dan het ideeëngoed, de verbindende factor. Rechts en heel rellerig, is het idee. Vergeet de bedachtzaamheid van de ‘ouderwetse’ conservatieven. Hier zijn revolutionairen aan het werk die hun behoudzucht uiten op de aloude wijze van de communistische agitprop.
Het probleem met radicaal- en extreem-rechts is de neiging zich publiekelijk anders voor te doen, minder extreem en onverholen, dan intern. De verzameling van Alt-Righters in Amerika kent verschillende politieke obsessies, maar het anti-islamelement is overheersend. Juist in deze radicale anti-islamkringen is een manier van spreken gewoon geworden die zich nog het best laat omschrijven als takyia, een term afkomstig uit de islamitische wereld, waarin het onder bepaalde omstandigheden toegestaan is ‘het geloof onder bedreiging of dwang te verbergen’. Het gaat verder dan het leugentje om bestwil. Het is een vorm van camouflage die deel uitmaakt van een oorlogsstrategie: niet alleen om te overleven, maar om de vijand opzettelijk te misleiden.
De ironie wil dat de takyia-praktijk een van de favoriete kritiekpunten is van de anti-islamcoalitie in Amerika en Europa, en dat juist de meest overtuigde islamcritici die islamitische praktijk hebben overgenomen. Ook Bannon laat en public zelden het achterste van zijn tong zien, terwijl er voldoende getuigenissen zijn waarin een veel extremere versie van hemzelf figureert.
Daar komt de non-relatie van Alt-Right met de reguliere pers, in die kring graag afgekort tot msm, main stream media, nog bij. Denk ook aan de communistische gewoonte uiterst terughoudend te staan ten opzichte van de burgerlijke pers. Bannon en ook Trump mijden de nationale media, die vormen de ‘oppositiepartij’ of zelfs ronduit de ‘vijand’. Het maakt het schrijven van een ideologisch profiel van een van beiden er niet eenvoudiger op.
Een paar jaar geleden, toen hij nog lang geen deel uitmaakte van ‘de elite in Washington’, ontmoette de journalist Ronald Radosh Bannon bij een boekpresentatie, toevallig alweer in dat vermaledijde Washington. Bannon was toen al de baas van Breitbart, ze kenden elkaar en Radosh vroeg hem informeel: ‘Ben je nou een populist of een Amerikaanse nationalist?’ Het antwoord van Bannon: ‘Nee, ik ben een leninist. Lenin wilde de staat vernietigen en dat is ook mijn doel. Ik wil het huidige establishment kapotmaken.’
Toen Bannon campagneleider werd van Trump nam Radosh contact op om de uitspraak te verifiëren. Bannon zei kort en bondig dat hij Radosh nooit ontmoet had en dat hij sowieso niet sprak met de pers. Einde gesprek. En ook: einde van een gangbare journalistieke routine, die van hoor en wederhoor.
Ook als Bannons uitspraak een provocatie was, of zelfs een bewuste misleiding, is de kwalificatie leninist gelukkig gekozen. Bannon, de Tea Party-man, heeft zichzelf altijd beschouwd als onderdeel van een voorhoede, die numeriek dan wel in de minderheid mocht zijn (ook binnen de Republikeinse Partij), maar die ervan overtuigd was dat ‘marginale ideeën in een mum van tijd mainstream kunnen worden’. Ook de vernietiging van de staat en haar instituties, zoals Lenin die formuleerde, lijkt een hoofddoel te zijn van het presidentschap van Trump, zie bijvoorbeeld zijn slechte verhouding tot de cia en de fbi, de rechterlijke macht en de pers.
Het meest van al moet het revolutionaire en internationale elan van Lenin Bannon aanspreken. Bannon verklaarde per mail tegenover The Washington Post: ‘Wat we zien is de geboorte van een nieuwe politieke orde.’ Het is heel lastig om niet ogenblikkelijk te denken aan Mussolini’s ‘nuovo ordine mondiale’. Bovendien ziet Bannon wereldwijd een ‘conservatief populistische beweging’ ontstaan, in Amerika en Europa maar ook in Azië. Kortom, hun strijd, onze strijd, internationale solidariteit – maar dan wel elk ‘volk’ voor zich.
De radicaliteit van Bannons gedachtegoed wordt niet alleen ingegeven door uiterst ‘linkse’ maar ook door ‘radicaal rechtse’ denkers. Vladimir Lenin meets Carl Schmitt; de laatste Duitse denker gold ook voor de ideologen van de Tea Party als een belangrijk richtsnoer.
Bepalend voor het juridische en politieke gedachtegoed van Schmitt (1888-1985) was zijn wending tot het nationaal-socialisme in 1933 en zijn verdediging van Hitler als soeverein en Führer die een eind moest maken aan het machteloze ‘Parlementarismus’. In Schmitts visie wordt ‘het politieke’ gedefinieerd door polarisatie en conflict, door de opdeling van ‘het volk’ in ‘vijanden’ en ‘vrienden’ en de machtsstrijd die zo ontstaat. Kern voor hem was de maatschappelijke homogeniteit, ‘het samenvallen van staat en samenleving’, ook in religieus en etnisch opzicht. We noemen het tegenwoordig ook wel etno-nationalisme. Het meeste belang kende Schmitt toe aan ‘de soeverein, die over de uitzonderingstoestand kan beslissen’; de macht die zich niet hoeft te legitimeren, juist omdat ze performatief is en de niet-afgeleide macht belichaamt.
Trumps inreisverboden voor Syriërs en inwoners van zes andere moslimlanden, per decreet afgekondigd, veroorzaakten verwarring en chaos die wellicht niet onbedoeld waren, en een gevecht met de rechterlijke macht om het laatste woord: het had zo uit Schmitts handboek Der Begriff des Politischen (1932) kunnen komen.
Donald Trump is werkelijk anders dan voorgaande Amerikaanse presidenten, van welke politieke kleur dan ook, die altijd naar ‘verbinding’ zochten – zelfs Ronald Reagan met zijn ‘compassionate conservatism’. Trump laat zich gelden als een aanvalsmachine en Bannon is op z’n minst de presidentsfluisteraar die het hier zeer mee eens is, zo hij die verwoeste-aardetactiek al niet voedt en perfectioneert. Hij is de enige die beschikt over ‘walk in privileges’ wat betreft toegang tot de nieuwe president en de Oval Office.
Wie Steve Bannon wil typeren moet zich losmaken van welk ideologisch stramien dan ook en bereid zijn conflicterende visies en ideeën tot één onnavolgbaar geheel te maken. De gebruikelijke scheidslijnen tussen links en rechts, seculier en religieus zijn hier eerder hinderlijk. Een van de meest treffende omschrijvingen die Bannon van zichzelf gaf luidt ‘patron saint of commoners’, beschermheilige van de ‘burgermannetjes’ zoals dat vroeger misprijzend heette, of vooruit: van de ‘gewone’ mensen.
Het interessantste element van deze zelftypering is ‘beschermheilige’, dat afkomstig is uit de rooms-katholieke traditie. Bannon stamt uit een ‘blue collar, Irish, pro Kennedy, pro union family’, zoals hij het zelf omschrijft, en wat daar in ieder geval van is overgebleven is een rooms-katholicisme dat in Bannons geval een ultra-conservatieve snit heeft gekregen.
In de zomer van 2014 sprak Bannon op een conferentie van het Vaticaan, op uitnodiging van het Human Dignity Institute, een zeer conservatief-katholieke denktank. Hij maakte daar duidelijk dat de crisis van de kerk, van het geloof, het Westen en het kapitalisme geheel samenhangen en dat een katholiek-christelijke herbewapening nodig is. Liberalisme, libertarisme en secularisme zijn daarbij de grote vijanden en vormen een vijfde colonne in de strijd tegen de islam. De rooms-katholieke kerk zelf moet geen millimeter wijken van haar geloofsleer; hij noemt letterlijk het islamitische beleg van Wenen (1683).
Een van de drijvende krachten achter de conferentie was de ultra-conservatieve Amerikaanse kardinaal Raymond Burke, die openlijk zijn bedenkingen uit over de in zijn ogen te vrijmoedige koers van de huidige paus Franciscus. Dezelfde paus Franciscus die aan de christelijkheid van Trump twijfelt en waarschuwt voor de gevaren van het populisme. Deze paus mag zich, naast heel veel anderen, rekenen tot de verklaarde vijanden van Trump en Bannon. Maar het schijnt dat ze hem niet zomaar kunnen ontslaan.
Echt, we moeten eens praten over Stephen Kevin.