Martijn Kamphorst, chef redactie van Nederlands grootste queer-lifestylemagazine, Winq, had aan het begin van de coronacrisis geen tijd om deze op zich in te laten werken. De dag nadat het verbod op bijeenkomsten boven honderd man werd afgekondigd kreeg zijn jongste broer een flinke geestelijke klap. ‘Dit persoonlijke drama tekende zich af tegen de veel grotere crisis die al aan het ontstaan was, maar die helemaal niet urgent voelde op dat moment. Alles stond in het teken van de zorg voor mijn broertje. Voordat we hem in de juiste zorginstelling wisten te krijgen liep hij nog een paar keer weg, op een gegeven moment was hij zelfs zoek. We hebben hem uiteindelijk met hulp van de politie moeten vinden. Het was niet makkelijk om hem in een passende zorginstelling te krijgen, de bureaucratie is reusachtig en hoe meer alles op slot ging, hoe moeilijker het zou worden. De wereld vóór corona trotseerde hij al met geestverdovende middelen, wat moet hij dan in de wereld van corona, waarin het sociale isolement nog groter is? Het enige wat ik kon denken was: hij moet nu hulp, snel, direct.’ Kamphorst slaat illustratief met een vlakke hand op zijn handpalm. ‘Pas daarna besefte ik waar de maatschappij in was beland. In de tweede week was ik moe.’

Hij zucht even, maar begint dan weer te glimlachen. ‘Dus begon ik te doen wat iedereen deed: mijn tuinbankje op het balkon van kussens voorzien, een plankje in de keuken ophangen. Maar mijn vriend en ik hebben een redelijk georganiseerd huishouden, dus zo veel viel er ook niet te doen. Er kon een muurtje worden gewit en een plank opgehangen, en toen zaten we elkaar toch weer aan te staren van: wat nu? Op dat punt begon ik goed te beseffen wat mijn rol hierin kan zijn’, zegt hij.

Kamphorst en ik ontmoetten elkaar als kleuters op een camping in de Pyreneeën in Zuid-Frankrijk. Zesentwintig jaar later wonen we op enkele minuten afstand van elkaar in Amsterdam en hebben we zo veel heftige pieken en dalen in onze persoonlijke levens meegemaakt dat we als vanzelf ook deze crisis gezamenlijk het hoofd bieden. We maken op gepaste afstand lange wandelingen door Bos en Lommer en het Rembrandtpark, geven onwennige luchtknuffels en air fives en praten urenlang. Kamphorst is een meester in kritische zelfevaluatie en maatschappelijke reflectie om daarna snel concreet en praktisch te worden. Zo ook nu. ‘Ik raakte aanvankelijk wat ontmoedigd door de grootsheid hiervan en de continue nieuwsstroom. Als ik om tien voor tien ’s avonds zat te lezen hoe de hele wereld naar de gallemiezen ging, sliep ik niet goed en werd ik ook niet wakker met een oplossing. Dus besloot ik mijn nieuwsintake te vernauwen tot de onderwerpen en thema’s waarop ik sneller kan handelen en waarin ik ook oplossingen zie.’

‘En die zijn?’ vraag ik.

‘Wat betekent deze crisis voor de queer gemeenschap? Wereldwijd, maar vooral ook in Nederland zelf. Welke groepen zijn kwetsbaar? Wat kan ik voor die groepen doen als chef redactie of gewoon als journalist en schrijver? Want zodra ik me op nog grotere thema’s focus, merk ik…’

‘…dat jij die wereldeconomie niet gaat fixen’, maak ik de zin grappend af.

‘Nee, en die problemen van die kwetsbare groepen ook niet, maar daar kan ik wel een waardevolle duit in het zakje doen’, zegt Kamphorst met een duidelijke bevlogenheid. ‘Niet dat ik nu pretendeer allerlei mensen een stem te geven, want dat klinkt ook als zo’n messiascomplex’, vervolgt hij. ‘Ik bedoel eerder dat ik een licht kan laten schijnen op allerlei gemeenschappen die nu al vergeten of verkeerd begrepen worden, verbinding blijven zoeken ook – want enerzijds zijn er initiatieven te over die hartverwarmend en verbindend zijn en tegelijkertijd is er een heel groot gebrek aan daadwerkelijke verbinding tussen verschillende groepen en lagen van de samenleving.’

‘Ik moet denken aan de Zuid-Koreaanse film Parasite, die duidelijk kritiek levert op het kapitalistische systeem. Die film bevat een memorabele scène waarin de hoofdpersonen worden overvallen door een regenbui van vloedgolfproporties. Je ziet wat die regenbui doet met de samenleving die we in die film volgen. Een rijke familie in een villa op een heuvel zit letterlijk hoog en droog en klaagt omdat hun kampeeruitje in het water valt, terwijl de mensen die onder de grond leven in een kelder tevergeefs vechten om hun woning te redden terwijl de stront uit de wc spuit. De arme lagen worden door een crisis als deze zo anders geraakt dan de rijke. En al snel besefte ik dat als ik het heel zwart-wit zou moeten zeggen, ik tot de rijkere laag behoor. Wie wordt in deze crisis het hardst getroffen? Ik niet. Deze crisis begon met een bittere pil voor mij op persoonlijk vlak, maar dat had niets te maken met mijn positie’, zegt hij droog.

‘Ik heb genoeg middelen om deze crisis nog even uit te zingen, ik heb een lieve vriend met wie ik samenwoon, ik heb een vader en stiefmoeder en broers om me heen, vrienden als jij om een gesprek mee te voeren. Kortom, een leven dat zich laat aanpassen aan deze situatie. Dat zijn nogal wat zegeningen. Dus dat een festivalletje dan niet doorgaat, ja dat is dan vervelend, maar jammer. En dat ik nu thuis aan mijn één meter twintig brede eettafeltje moet werken, in plaats van comfortabel op kantoor: soit, wen je ook aan. Dat is echt nu al een werkbare realiteit voor me geworden.’

Kamphorst tikt z’n vingers af. ‘Ik sta op, ik douch me, ik maak een korte wandeling om mijn fietsrit naar werk te vervangen, vervolgens kruip ik achter mijn laptop, richt me op mijn werk en rond zes uur is het mooi geweest, dan ga ik ook niet allemaal nieuws innemen, maar zet ik mezelf aan het koken en is het moment van ontspanning begonnen.’

Twee jaar geleden zat Kamphorst in een stevige burn-out. Daarnaast kreeg hij te maken met een zeer persoonlijk, onverwacht verlies. De pijn van toen blijkt de ultieme preparatie voor nu. ‘De grootste les die mijn burn-out mij leerde is dat ik ook zonder mijn werk Martijn ben. Dat ik een prima, gezellig en betekenisvol mens ben en in het leven van anderen kan zijn zónder dat werk’, zegt Kamphorst terwijl hij zichzelf opnieuw op de vlakke hand tikt. ‘Daarvoor was dat werk een coping-mechanisme voor mij om te dealen met stress, verlies of welke vervelende omstandigheid in mijn leven ook.’

‘Het werk was je bestaansrecht.’

‘Ja, precies. Zodra ik niet kon werken, verdween de grond onder mijn voeten.’

‘Maar als we even bij dit inzicht stilstaan,’ zeg ik, ‘denk je dan dat dit wellicht het grote rouwproces van veel mensen is? Dat ze door het gedwongen thuiswerken en bankhangen iedere dag het gevoel hebben dat ze hun werk niet goed hebben gedaan of hun targets niet hebben gehaald, niet productief zijn geweest en dat hier een grote groei in zit voor ons om onszelf meer te ontkoppelen van werk?’

‘Er is een heel grote kans tot groei’, corrigeert Kamphorst mij. ‘Ik heb dit destijds geleerd. Maar ik besefte toen en nu weer dat ik ook de middelen had om deze les te leren. Ik heb een therapeut die ik via videoverbinding kan spreken, die gesprekken worden vergoed, een deel gaat van het eigen risico af maar verder heb ik een zorgverzekering die dat kan dragen, omdat ik een Nederlands staatsburger ben. Ik heb een sociaal netwerk’, somt Kamphorst op. ‘Dat zijn allemaal systemen die mij op de been houden, en niet iedereen heeft toegang tot die systemen of tot die vrienden, en dus was het eerste wat ik mij afvroeg: als ik binnen mijn vriendengroep of onder mijn lezers niet het grootste slachtoffer van deze crisis ben, wie dan wel?’ Kamphorst laat een korte stilte vallen.

‘Ik vind dat je na twee weken al heel snel een duidelijke focus hebt gevonden. De meeste mensen zullen toch wat langer moeten zoeken voordat ze weten wat ze kunnen doen. Waar komt die kracht vandaan?’

‘Heb jij lang moeten zoeken?’ vraagt hij plompverloren terug.

‘Ik weet het niet’, reageer ik.

‘Je bent nu toch deze serie aan het maken?’ vervolgt hij met een glimlach. ‘Waar komt die kracht bij jou vandaan?’

Ik kijk ongemakkelijk weg. ‘Het komt gewoon omdat ik gezegend ben met goede vrienden met wie ik diepe gesprekken heb, en dan denk ik: deze gesprekken zijn van een grotere meerwaarde dan alleen voor mijzelf. Volgens mij hebben wij de ruimte en de positie om de juiste vragen te kunnen stellen. Want als je een werkende moeder bent met drie kinderen en je moet én thuiswerken én ouder zijn én juffrouw, dan is het leuk, dat idee van vertraging, maar dan heb je het in de praktijk drukker dan ooit.’

‘En daar heb je het antwoord op je vraag’, merkt Kamphorst op. ‘Ik heb hier geen kleine kinderen rondrennen die de hele dag “pappa, pappa, pappa, lach eens om mijn grapje” roepen. Ik heb de luxe om, als ik dat zou willen, op m’n reet te zitten en af en toe te koken. Maar dat vind ik geen zingeving, daar word ik heel apathisch van. Toen ik besefte dat ik niet mijn werk ben, kon ik dat werk juist voor anderen veel beter inzetten. Je moet eerst de situatie accepteren voor je er iets aan kunt doen. Dat klinkt op papier als een cliché, maar wanneer het opeens een noodgedwongen realiteit is, komt het simpelweg daar op neer.’

‘Is de hele queer gemeenschap niet de facto een kwetsbare groep in de samenleving, ook in Nederland?’ vraag ik, terugkomend op de notie van ongelijke posities.

Kamphorst aarzelt even. ‘Nee, dat vind ik een moeilijke uitspraak. Ik denk wel dat de hele lhbtq-gemeenschap vanuit het gemarginaliseerd worden vooral geestelijk kwetsbaarder kan zijn’, zegt hij voorzichtig. ‘Ook rijkere, witte homomannen, omdat ze een proces van zelfacceptatie door hebben moeten gaan, zich soms tegen de norm afzetten, vaak worstelen met bewijsdrang – mij ook niet vreemd. Ze stellen zichzelf vaak vragen als: ben ik waardevol, doe ik ertoe, heb ik een belangrijke positie en gebruik ik die wel goed? Al stelt niet iedereen zichzelf die laatste vraag, was het maar zo’n feest.’ Zijn woorden doen me onwillekeurig denken aan het boek The Velvet Rage van klinisch psycholoog Alan Downs, die de effecten van de geïnternaliseerde zelfafwijzing van veel homomannen pijnlijk hard beschrijft.

‘Als jij als witte, cisgender, fysiek gezonde homoman niet tot de meest kwetsbare groep binnen de community behoort, wie dan wel?’ vraag ik.

‘Dat is heel eenvoudig’, zegt Kamphorst resoluut. ‘Roze ouderen, en dan zeker degenen die in een verpleeghuis wonen, tussen mensen uit een generatie die hen vaak niet begrijpt of nooit begrepen heeft. Vluchtelingen, die in veel gevallen vanwege hun seksuele of gender-oriëntatie huis en haard hebben verlaten om hier een veiliger leven te zoeken en nu vastzitten in een asielzoekerscentrum waar ze er alleen voor staan. Ik heb net een interview
afgenomen met Stichting Prisma Groep in Utrecht, die zich inzet voor biculturele lhbtq-personen al dan niet met een islamitische achtergrond. Een groot deel van hun achterban bestaat uit vluchtelingen en asielzoekers die in de afgelopen jaren snel zijn gegroeid in aantal. Voor hen organiseert de Prisma Groep iedere drie weken bijeenkomsten om hen praktisch te ondersteunen, onderlinge ontmoeting en uitwisseling te faciliteren en van persoonlijke bekrachtiging te voorzien. Toen zij aan hun achterban lieten weten dat deze bijeenkomsten voorlopig zouden worden opgeschort vanwege het verbod op samenkomst, kregen ze direct paniekberichten in de trant van: “Nee, dat kunnen jullie niet maken, want dan hebben we niemand meer, jullie zijn ons enige contact met de buitenwereld!” Dus was snel besloten om over te gaan op videogesprekken. Maar wat blijkt: vluchtelingen zitten soms letterlijk in een digitaal isolement: de wifi-bandbreedte van azc’s is namelijk niet altijd toereikend voor videogesprekken. Vanochtend nog las ik een oproep van LGBT Asylum Support aan staatssecretaris Ankie Broekers-Knol: “Zorg voor betere wifi-bandbreedte!”’

‘Geen social distancing maar wel virtual distancing’, merk ik op. ‘De ironie moge duidelijk zijn.’

‘Mensen kunnen zich op anderhalve meter afstand al niet tot elkaar verhouden. Dat moet je als familieverband zien, wordt dan gezegd, zoals ik met mijn vriend samenwoon. Terwijl je daar met z’n tienen op elkaar zit. Dat slaat natuurlijk nergens op.’

De lijst van kwetsbare groepen is echter langer. ‘Mensen als mijn jongste broer, die daarbij wellicht ook nog queer zijn en waar de psychische problemen misschien deels een gevolg zijn van het zich buiten de maatschappij geplaatst voelen. Die zullen dat nu vermoedelijk nog letterlijker zo ervaren en dan niet in alle gevallen in de zorg zitten, maar thuis, opgesloten met gevoelens die niemand kent, waarvan je denkt dat je de enige bent die ze ervaart en waardoor je wellicht suïcidale gedachten ontwikkelt. Transgender personen die wachten op zorg – die überhaupt al moesten wachten – maar wier behandelingen en operaties op de pauzestand komen te staan omdat alles moet wijken voor corona. Kom je nog aan je hormonen? Wanneer krijg je een nieuwe operatiedatum? Durf je nog wel naar het ziekenhuis te gaan?’

Kamphorst gaat verder. ‘Ook belangrijk zijn de personen die hiv-positief zijn. In het RIVM-advies werden zij in eerste instantie klakkeloos onder de kwetsbare groepen geschaard. Dat is gevaarlijk, want dat je hiv-positief bent betekent nog niet dat je extra risico loopt op corona. Dat geldt alleen voor degenen die niet onder behandeling staan of al een verzwakte afweer hebben. Hierdoor wordt het bestaande stigma dat al decennialang aan hiv-positieve personen kleeft, versterkt. Gelukkig heeft de Hiv Vereniging dit advies kunnen laten aanpassen. De initiële RIVM-richtlijn zorgde gelijk voor onrust. Kwalijk en niet nodig.’ Er passeren nog veel meer kwetsbare groepen en personen op tal van intersecties en scheidslijnen de revue. De crisis raakt ons allemaal, maar toch echt niet allen even hard.

We bespreken de toekomst van de Pride in Amsterdam deze zomer. Wereldwijd zijn dergelijke evenementen al afgelast. Ook de Pride in Amsterdam gaat niet door. Kamphorst noemt het een test. Veel bedrijven hangen hun hele diversiteit- en inclusieverhaal en -zichtbaarheid aan dit enorme evenement in Amsterdam op. ‘Doen ze dat ook wanneer het evenement er niet is? Want Pride is natuurlijk niet een evenement. Het is een dagelijkse realiteit voor heel veel mensen. Begrijpen bedrijven dat, of zeggen ze straks: “Superleuk, die diversiteit en inclusie, maar wij moeten nu alle zeilen bijzetten en hebben even geen tijd voor zo’n sociaal maatschappelijk vraagstuk.”’

Ondertussen worden de nodige campagnes zoals bij alle media ook bij Winq magazine en winq.nl doorgeschoven naar een later tijdstip. ‘Als onafhankelijk magazine zijn we kwetsbaar, maar ook wendbaar. We hebben een zo klein mogelijk team. We willen iets maken dat ertoe doet en moeten dat doen met zo min mogelijk mensen en middelen. Ik zie het hoopvol in, maar een ding is zeker: mochten we onverhoopt ten onder gaan, dan doen we dat met een knal’, lacht hij.

‘Ik ben me heel bewust dat ieder stuk dat we nu plaatsen belangrijk moet zijn, verbindend, een rol moet hebben, dat als mensen het in deze tijd lezen, het hen moet helpen. De dood of de gladiolen. Dus buiten de kwestie van overleven denken we als magazine aan welke waarden we nu brengen als titel en hoe we ons voor kwetsbare groepen kunnen inzetten, of juist voor degenen die zich nu heel hard inspannen.’ Het blad probeert een maatschappelijk steentje bij te dragen met sympathieke gebaren, zoals een gratis abonnement voor roze zorgmedewerkers. ‘Het is natuurlijk maar een pleister op de wond, maar hopelijk betekent het toch iets om na een heftige, lange werkdag een mooi tijdschrift op de deurmat aan te treffen.’

Seks dan. Homo-zijn is natuurlijk veel meer dan dat, maar het samenkomen, juist ook in seksuele zin, is wel degelijk een belangrijk onderdeel van de scene. Maar alles van gaysauna’s tot darkrooms zijn gesloten (net zoals de brave cafés en nette COC’s trouwens) en de vluchtige sexcapades met cruisingapp Grindr zijn natuurlijk ook niet gericht op een wereld van anderhalve meter afstand. ‘Je ziet dat niet iedereen van plan is om zich aan de sociale onthouding te houden. Op datingapps en -sites wordt er door velen nog gezocht naar een avontuurtje. Sommige mensen zien het zelfs als een kans, want iedereen zit nu toch verveeld thuis. Gelukkig is er gelijk vanuit de gemeenschap een initiatief ontstaan dat oproept om niet af te spreken voor seksdates: #sexdatesnuffniet. Dit wordt ondersteund door Soa Aids Nederland, die dezelfde signalen zag. Natuurlijk willen ze je niet ontmoedigen om op datingapps te gaan, je kunt ook afspraken maken op virtuele afstand of voor later.’

‘We moeten oppassen om seksualiteit niet te beschimpen als iets slechts en homo’s weg te zetten als een seksbelust volkje dat zich niet aan de regels kan houden. Tegelijkertijd is er een groep die zich inderdaad niet aan de regels houdt of de situatie onderschat of niemand kent die ernstig ziek is geworden of is doodgegaan aan corona en denkt: “dit gaat niet over mij”. Zo kan men het enorm verspreiden. De campagne wordt gedragen door bekende community leaders zoals clubdiva’s, dj’s, medewerkers van Club Church en gaysauna Nieuwezijds die op vaak grappige wijze zeggen: “Er zijn andere dingen die je kunt doen, je kunt virtueel seksdates hebben, seksspeeltjes op afstand besturen of doen wat hetero’s doen; playing the long game, make them work for it, probeer monogamie eens, je zou toch eens seks moeten hebben met je eigen vriendje, het is toch wat?”’ We lachen allebei. Kamphorst: ‘Je zou zijn lichaam opeens opnieuw moeten ontdekken terwijl je hem al jaren als broer behandelt.’

Dan, veel serieuzer: ‘Mensen die gewend zijn veel seksuele contacten te hebben doen dat soms omdat het gewoon leuk is, maar soms ook om eenzaamheid, een gebrek aan acceptatie of een gebrek aan erkenning te compenseren door seks te hebben met veel mensen, die allemaal stukje bij beetje bevestigen dat je de moeite waard bent. Deze gedwongen onthouding is wellicht psychisch gezond voor hen, maar je kunt dat verlangen niet oplossen met een dildo. Wanneer gaat zo’n darkroom weer open? Je wordt gedwongen je lichaam of dat van je partner opnieuw te ontdekken. Prijs je gelukkig als je een relatie hebt en seks kan hebben, echt, ik ben er dankbaar voor.’

‘Denk je dat het relaties een nieuwe dimensie gaat geven?’

‘Het gaat relaties redden en kapot maken.’ Met zijn eigen relatie gaat het naar eigen zeggen ‘bijzonder goed’. Zijn vriend en hij wonen nu al vijf jaar samen in een klein appartement van 46 vierkante meter. ‘Het pakt goed uit, we hebben elkaar tot dusver niet de tent uitgevochten, we hebben een manier gevonden om allebei ons werk te doen en toch op een gezonde manier langs elkaar heen te leven want je kunt niet de hele dag op elkaars lip zitten; je wil af en toe het gevoel hebben dat je met je eigen vrienden bent, dus dan maar via Houseparty of FaceTime. Het verloopt allemaal vrij harmonieus en ja, we hebben ook gewoon seks.’ Hij lacht. ‘Als je een latrelatie hebt of single bent is dat natuurlijk heel anders.’

Zelf ben ik aan het daten, maar de crisis dwingt tot twee uitersten. ‘Of je woont direct half samen of je zit mijlenver uit elkaar’, zeg ik. ‘Tegelijkertijd lijkt volledig single zijn mij heel zwaar nu, zelfs zoenen is opeens zo’n enorm ding. Wanneer mag het, wanneer kan het, kan het überhaupt wel?’

Kamphorst knikt. ‘Dit is dus mijn grootste vraag: wat is de impact van corona op intimiteit? Ik ben zelf heel erg gewend om vrienden een kus te geven, tot groot ongemak van sommigen. Maar wanneer pak je dat weer op? Wanneer raken we elkaar weer aan? Komt er een dag dat de overheid zegt: “en nu mag het weer”? En zo ja, durven we dat dan ook?’

‘Dat zie ik niet gebeuren, zo’n nationale je-mag-elkaar-weer-kussen-dag.’

‘Er is nu al een soort angst en schaamte ontstaan. Als je op straat vier mensen in plaats van drie ziet lopen, bekruipt je nu direct het gevoel: moet ik daar iets van zeggen?’ zegt hij op geaffecteerde toon. ‘En als je zelf de regeltjes een beetje poëtisch opvat, heb je al snel het gevoel dat je ze overtreedt en bekruipt je een schuldgevoel. Wat doet dit op de lange termijn met intimiteit die überhaupt soms al ver te zoeken was omdat we allemaal zo in onze telefoons waren verzonken?’

‘Precies’, reageer ik snel. ‘We hebben het de hele tijd over social distancing, maar we waren al socially distanced.’

‘Wat dat betreft is deze ziekte de grootste ironie. Zo van, jullie wilden allemaal zo met jullie telefoons bezig zijn? Nou, dan zal ik er als moedertje natuur eens voor zorgen dat jullie alléén nog maar via die telefoons contact kunnen hebben.’

Kamphorst is zeer terughoudend, maar hij ziet desgevraagd een zekere analogie met de effecten van de aidsepidemie. ‘De hiv-epidemie in de jaren tachtig en negentig – zeker bij mannen die op mannen vallen – heeft een grote impact gehad op de community. Op de manier waarop mensen seks beleven, maar ook op de manier waarop de wereld naar hen kijkt. Veel mensen denken nog altijd, onterecht: hiv is een doodsvonnis. Homo-zijn is hiv. Er is een angst en stigma rond ontstaan, dat met veel pijn en moeite ongedaan moet worden gemaakt. Daarom greep de Hiv Vereniging waarschijnlijk, en terecht, direct in bij het initiële advies van het RIVM. Nu met corona is de vraag: gaan we elkaar ooit nog zo vrij aanraken als we gewend waren te doen?’

Tegelijkertijd benadrukt Kamphorst dat de mens een hardnekkig gewoontedier is. ‘Neem het scenario dat een homoseksuele jongen verstoten wordt door zijn familie. Maar dan krijgt vader ineens kanker en wil hij met de dood voor ogen toch zijn zoon zien. Dus zoonlief komt, want de ouder-kindrelatie houdt zich aan geen ratio. En wat blijkt? Vader overleeft de kanker wonder boven wonder en de breuk is weer een feit. Ik heb dit keer op keer om mij heen zien gebeuren en in interviews moeten optekenen. Tegelijkertijd hoop ik dat we lessen leren en ook tot positieve inzichten komen. Zoals al die miljoenen mensen die vóór corona aan huis gekluisterd waren en opeens ontdekken dat – nu iedereen thuis zit – een rolstoel of volledige afkeuring geen gevoel of reden hoeft te zijn om geen deel uit te maken van de samenleving of het werkende leven, en dat bedrijven en organisaties nu ook tot dat inzicht komen en niet langer allemaal beletsels opwerpen. Iedereen zit thuis, iedereen kan onderdeel van deze samenleving zijn en werkzaamheden verrichten via de computer. De what if is weg, we leven nu deze realiteit en die laat zien: hét kan. Misschien is iemand in een rolstoel die alleen thuis zit nu wel productiever dan een vader met twee kinderen.’

Zelf heeft Kamphorst in de afgelopen weken veel inzichten opgedaan, waarvan de belangrijkste is hoe weerbaar hij is geworden. ‘Vijf jaar geleden had deze situatie me vermoedelijk in een heftige depressie doen belanden. De bouwstenen die in de afgelopen jaren zijn gelegd, door verlies van familie, burn-out – eerst licht, toen zwaar –, vrienden die ook daarin zijn beland en de diepe gesprekken die daaruit zijn voortgekomen over vragen als: wat beteken ik zonder mijn werk, wat is mijn rol, hebben me bewapend voor deze crisis en de praktische tools en discipline gegeven. Het voeren van dit soort gesprekken is daarin ook heel waardevol. Want enerzijds wil ik iets doen voor mijn lezers, mijn doelgroep, maar anderzijds wil ik iets buiten hen om doen om anderen sensitiever voor hen te maken. Zo maken we toch verbinding.’


Deze serie is onderdeel van het boek Noodzakelijke gesprekken: Reflecties op een nieuwe wereld (september 2020, Uitgeverij Jurgen Maas).