Trump-aanhangers botsen met anti-Trump-demonstranten in Santa Monica, Californië. 19 oktober 2019 © Mark Ralston / AFP / ANP

Wie Californië bezoekt, bezoekt een fictieve staat. Het is de staat met de grootste economie van de Verenigde Staten, met hightech-industrie en universiteiten die talent trekken uit de hele wereld. De steden zijn Amerika’s meest gewilde (en duurste) plekken om te wonen: barstend van de energie en mondiale trendsetters in de casual-chic lifestyle. Ze worden verbonden door de prachtige kust van de Stille Oceaan, het verplichte decor van het Californië-gevoel. De wegenkaart die je meekrijgt bij je huurauto toont die kuststrook en houdt dan op, halverwege Los Angeles al of aan de oostkant van de baai waar San Francisco aan ligt.

Voorbij je kaart begint het Californië waar de mensen wonen die de stijgende huren niet meer kunnen betalen. Rij verder het niets in en je komt bij het Californië waar de motels niet voor jou zijn bedoeld maar permanent worden bewoond, het Californië waar één op de acht megakerken van de VS staat. Het Californië dat er niet toe doet. Het gebied buiten je wegenkaart, buiten de kuststrook met de Golden Gate Bridge, Hollywood en Disneyland, hoort niet bij het idee van Californië; je rijdt er hoogstens doorheen op weg naar de natuurparken. Maar dit onzichtbare deel van Amerika’s bevolkingsrijkste staat is veel groter dan het andere deel en er wonen meer mensen. Dit achterland zorgt ervoor dat Californië een stuk meer op de rest van de VS lijkt dan mensen van buiten Californië denken.

Hier wonen de Californiërs die goedkeurend toekeken toen de Nationale Garde in 1969 in opdracht van gouverneur Ronald Reagan de ‘communistische sympathisanten, demonstranten en seks-afwijkenden’ met traangas en hagel van de campus van de universiteit in Berkeley afschoot. Hier komen de Trump-aanhangers vandaan die hun absurd grote wagens met veel vlaggen en stickers parkeren in surfstadjes als Huntington of Pismo Beach en uitdagend rondlopen in T-shirts met vuurwapenlogo’s. Hier hebben de Golden State Skinheads hun basis en andere groepen die soms met Antifa’s vechten om het primaat in de straten van Californië – de staat telt ook de meeste haatgroepen van de VS.

Dit onzichtbare deel van Californië is dit jaar door een verandering in kiesregels opeens een van de felst omstreden gebieden in de Democratische voorverkiezingen. In de landbouwstadjes van de Central Valley en de ondefinieerbare woonzee van het Inland Empire, ten oosten van Los Angeles, strijken voor het eerst sinds mensenheugenis presidentskandidaten neer, Pete Buttigieg die voor zevenhonderd enthousiaste stemmers spreekt in Stanislaus County, Michael Bloomberg in een koffiehuis in San Bernardino.

Het onzichtbare deel van Californië is diep Republikeins gebied, dat ervoor heeft gezorgd dat er politiek altijd fel om de staat gestreden is. De laatste honderd jaar had Californië dubbel zoveel Republikeinse gouverneurs als Democratische. Na de ‘Summer of Love’ stemde Californië tijdens presidentsverkiezingen zes maal op rij voor de Republikeinse kandidaat. De staat leverde met Ronald Reagan en Richard Nixon twee behoorlijk rechtse Republikeinse presidenten en stond centraal in een antibelastingrevolte in de jaren zeventig en het anti-immigratiesentiment twintig jaar later. Halverwege de jaren negentig, tijdens de regering van Bill Clinton, stuurde Californië nog evenveel Republikeinse als Democratische vertegenwoordigers naar Washington. Tot op de drempel van de ex-hippies en wereldverbeteraars hadden de Republikeinen ‘veilige districten’ die ze elke verkiezing met sovjetachtige zekerheid wonnen. Californië was dan ook zeker geen progressieve voorloper: de staat liep voorop in de massa-opsluiting van zwarte mannen, in pogingen immigratie tegen te gaan, in de auto- en consumptiecultuur.

Dit is nu allemaal nog maar moeilijk voor te stellen. Van de 55 Californiërs in het Amerikaanse Congres zijn er nog maar zes Republikein. In beide huizen van het Californische parlement hebben de Democraten een ‘supermeerderheid’ die de Republikeinen degradeert tot toeschouwers. De Democraten gebruiken die macht actief. ‘Californië leidt het verzet tegen de nationale regering’, vertelt gouverneur Gavin Newsom aan iedereen die het wil horen. Een dozijn steden, en daarna de hele staat, verklaarde zich ‘vrijplaats’ tegen het federale immigratiebeleid. Californië begon tientallen rechtszaken tegen de federale regering, meestal op immigratie- en milieugebied. De staat stelde eigen milieu-eisen aan producenten, van drinkrietjes tot auto’s, die vanwege Californië’s omvang vaak als nationale standaard dienen.

Dit alles tot grote woede van Donald Trump, die Californië op Twitter eindeloos afkamt en op de kinderachtigste manieren achterna zit (zo stuurde hij het milieu-agentschap af op Los Angeles en San Francisco omdat de ontlasting en de ‘gebruikte naalden’ van daklozen de oceaan ‘vreselijk’ zouden vervuilen). Maar Californië is ook handig voor Trump. Hij lijkt zijn campagne deels rondom Californië te gaan bouwen: de staat als contrastpunt voor hemzelf, als socialism on steroids. ‘Hij zoekt naar kansen om een contrast tussen twee Amerika’s te schetsen’, analyseerde voormalig Republikeins oppositieleider Newt Gingrich. En Californië is daarvoor perfect: ‘De overtuiging groeit dat Californië compleet out of control is.’

Al Trumps theater kan niet maskeren dat het verlies van Californië een grote klap is voor de Republikeinse Partij. De zorgen daarover worden versterkt door de verklaring die daar meestal voor wordt gegeven: een zeer snelle verandering van de samenstelling van de Californische bevolking. In 1970 maakten witte Californiërs nog bijna tachtig procent van de bevolking uit. Dat aandeel nam daarna, vooral door immigratie uit Mexico, elke tien jaar ongeveer met tien procent af. In 1999 werd Californië volgens het censusbureau een minderhedenstaat: er was niet één groep meer groter dan vijftig procent. Sindsdien bleef het aandeel witte Californiërs dalen en bleef het aandeel Latino’s (met een migratie-achtergrond uit Latijns-Amerika) en Aziatisch-Amerikanen stijgen. Sinds 2015 zijn witte Californiërs ook niet meer de grootste groep (zo’n 36,5 procent). Het aantal Latino’s is groter (rond de 39,5 procent). En Latino’s en Aziatisch-Amerikanen (zo’n vijftien procent) stemmen vaker Democratisch.

Dit zou als verklaring al zorgwekkend genoeg zijn voor de Republikeinse Partij. Maar de verandering in bevolkingssamenstelling verklaart niet de verandering in stemgedrag, want witte Californiërs maken nog altijd veruit het grootste deel uit van de stemmers in de staat. ‘Als mensen de nieuwe Californische politiek willen verklaren, wijzen ze terecht op het aantal Latino’s in de staat. Maar dat feit op zichzelf komt nog niet in de buurt van een verklaring waarom Californië zo ver naar links is afgeslagen’, zegt Mike Madrid.

Madrid is een verkiezingsstrateeg die als expert van de Latino-stem al sinds de jaren tachtig meewerkt aan de campagnes van de Republikeinse Partij. ‘De belangrijkste verklaring ligt in het einde van de Koude Oorlog’, zegt hij. ‘Er was in Californië een heel grote militaire industrie, maar die ging grotendeels dicht en de arbeiders, vaak wit en erg conservatief, trokken naar staten waar het goedkoper was om te leven, Nevada, Arizona en vooral Texas. Dat waren bijna allemaal Republikeinse stemmen. Er kwamen wel witte Amerikanen voor terug, maar dat zijn hoogopgeleide en cultureel progressieve jongeren die in de ict- en hightech-sector komen werken. We ruilen dus al een generatie lang een Republikeins voor een Democratisch sleutelelectoraat. Ten derde kwamen er wel arbeiders naar Californië, maar dat waren Latino’s. En die maakten we diep vijandig naar de Republikeinse Partij.’

Als ook Texas progressief wordt, is het nauwelijks voor te stellen hoe de Republikeinen nog een nationale verkiezing kunnen winnen

Madrid doelt op Proposition 187, een zeer controversieel referendum dat in 1994 aan de Californiërs werd voorgelegd. ‘187’ verbood onderwijs en niet-urgente medische hulp aan iedereen die niet kon bewijzen legaal in de VS te zijn – kinderen incluis. De Republikeinse gouverneur Pete Wilson voerde al campagne tegen migratie en toonde tv-spotjes waarin Mexicaanse migranten de grens over renden terwijl een waarschuwende stem ‘genoeg is genoeg’ zei. Hij schaarde zich achter ‘187’, dat met bijna zestig procent van de stemmen werd aangenomen. Maar een gerechtshof verklaarde 187 ongrondwettelijk. Het kwaad was toen al geschied: veel Latino’s zagen de Republikeinen als een anti-Latino-partij en zagen 187 als alarmsignaal om politiek actief te worden. In de tien jaar na het referendum registreerden zich 1,8 miljoen nieuwe stemmers: 66 procent van hen Latino, 23 procent Aziatisch-Amerikaans.

Het hielp de Californische Republikeinen niet dat hun eigen gouverneur Arnold Schwarzenegger een einde maakte aan gerrymandering, de praktijk waarbij politici continu de grenzen van kiesdistricten aanpassen in hun voordeel. En toen kwam Donald Trump. ‘De Republikeinse Partij stond er in Californië al slecht voor en toen stal Trump ook nog onze partij’, zegt Madrid. ‘Hij heeft er een partij van gemaakt zoals het Front National in Frankrijk, een wit-nationalistische partij met een persoonlijkheidscultus en een soort koninklijke familie. Trumps populisme draait om het idee dat de Amerikaanse cultuur is gebouwd op whiteness. Hij krijgt daar nationaal gezien ontzettend veel witte stemmen mee, een hoger percentage nog dan Ronald Reagan, maar het sluit ontzettend slecht aan op de culturele instelling van de meeste Californiërs. Trump heeft van de Republikeinen zo’n giftig merk gemaakt dat veel millennials, Latino’s, witte progressieven, Afro-Amerikanen en Aziatisch-Amerikanen nooit meer op de Republikeinen zullen stemmen. En dat is tachtig procent van de Californiërs. Ik denk dat we de Republikeinse Partij beter tot de grond toe kunnen afbreken en opnieuw beginnen.’

‘Don’t California my Texas’ © J.G. Domke / Alamy Stock Photo

Dat is niet de algemene conclusie die door de Republikeinse Partij wordt getrokken. De partij werd in 2000 voor het eerst opgeschrikt door een voorspelling van het nationale censusbureau dat de VS in de loop van de 21ste eeuw een land van minderheden zouden worden. Oftewel: dat witte Amerikanen hun meerderheid zouden verliezen. Het censusbureau prikte toen 2059 als datum, wat nog abstract ver weg klonk. Vier jaar later veranderde het bureau zijn voorspelling naar 2050. Dat zorgde al voor meer onrust onder Republikeinen. En ergernis, omdat hun eigen president George W. Bush pro-immigratie bleek te zijn. Maar alles veranderde toen opnieuw vier jaar later, in 2008, het censusbureau de prognose vervroegde naar 2042.

‘Dit landde als een mokerslag in Washington, het issue explodeerde echt binnen de Republikeinse Partij’, zegt Dowell Myers, demograaf aan de University of Southern California (usc). De steeds bijgestelde prognoses suggereerden dat er een soort ‘kantelpunt’ met vreselijke consequenties was dat steeds sneller naderbij kwam. Dat Barack Obama dat jaar tot president gekozen werd, versterkte de zorgen. Tijdens Obama’s presidentschap werd voor rechtse Republikeinen het thema van ‘witte vervanging’ steeds urgenter, terwijl de progressieve hegemonie in Californië steeds groter werd. ‘Californië’ kwam voor hen voor een bittere conclusie te staan: immigratie degradeert de Republikeinse Partij – en witte Amerikanen – tot de tweede rang.

Als dit enkel voor Californië zou gelden zouden rechtse hardliners dat misschien kunnen slikken. Maar dezelfde demografische en sociaal-economische trends die Californië de afgelopen halve eeuw veranderden, ontvouwen zich in het hele zuidwesten van de VS. Arizona, Nevada, Colorado, New Mexico en Utah hebben allemaal een groeiende Latino-bevolking, traditionele industrie die sluit of verhuist, en steden die hoogopgeleiden aantrekken. Het ergst, in Republikeinse ogen, is dat dit ook geldt voor Texas. De staat heeft na Californië de grootste bevolking van de VS. Texas staat bekend om zijn rednecks, maar werd even na de eeuwwisseling een staat van minderheden. De witte Texanen zijn nog maar een paar jaar met meer dan de Latino’s. Als ook Texas progressief wordt, is het nauwelijks voor te stellen hoe de Republikeinen nog een nationale verkiezing kunnen winnen.

N iemand is meer gegrepen door dit perspectief – geobsedeerd ermee – dan een kleine groep hard-rechtse intellectuelen en een verrassend grote groep rechtse donateurs uit Californië zelf. Onder de laatsten bevinden zich bijvoorbeeld internetmiljardair Peter Thiel en andere ‘Silicon Valley-reactionaries’, naast een lange reeks ondernemers. Trump haalde in 2016 in Californië al elf miljoen dollar aan donaties op voor zijn verkiezing; twee weken geleden haalde hij in één trip veertien miljoen binnen voor zijn herverkiezing. Dit is nog een reden dat Trump zoveel spreekt en tweet over Californië en alles wat daar misgaat: hij laat zijn donateurs zien dat hij ze heeft gehoord.

De eerste groep, de intellectuelen, staat bekend als de ‘West Coast Straussians’, naar de conservatieve filosoof Leo Strauss. Gestaald door hun isolatie en toenemende irrelevantie in een staat die linksaf sloeg, en verbeten door het naar de haaien zien gaan van hun thuisstaat, horen zij bij de vroegste en fanatiekste ondersteuners van Donald Trump. Zij drukten zo’n stempel op Trumps Witte Huis dat Politico, in een artikel getiteld ‘How California Gave Us Trumpism’, schreef dat ‘hoewel Trump zelf een New Yorker is, ironisch genoeg de ideologisch meest zelfverzekerde versie van Trumpism een Californisch fenomeen is’.

Dit slaat ongetwijfeld op Trumps 34-jarige ‘senior-adviseur’ Stephen Miller, zo ongeveer de enige naaste medewerker die al jaren in zijn nabijheid overleeft. Miller groeide op in een joods gezin in Santa Monica, zo ongeveer de meest progressieve en relaxte omgeving van Zuid-Californië. Al op de middelbare school begon hij te protesteren tegen het schoolbeleid over homoseksuelen en het spreken van Spaans door Latino-leerlingen, en begon hij op conservatieve radiostations over immigratie te praten. Op de conservatieve Duke University kwam hij in aanraking met extreem-rechtse activisten en verdedigde hij drie atleten die van verkrachting van een Afro-Amerikaanse stripper werden verdacht – eerst in de universiteitskrant, toen op de nationale televisie. Na de universiteit ging hij de politiek in, werkte hij mee aan verkiezingscampagnes van zeer conservatieve politici en werd hij close met Steve Bannon, Trumps inmiddels ontslagen hoofdinfluisteraar.

Trumps ‘speciale assistent’ Julia Hahn hoort erbij. De in een elitegezin in Beverly Hills opgegroeide Hahn haalde als tiener nog geld op voor een ngo die buitenlandse wezen naar de VS bracht voor adoptie. Op de universiteit was ze volgens elke journalist die dat probeerde te achterhalen nog apolitiek. Maar ze nam direct het ideologische profiel over van haar eerste baan, bij een rechts radioprogramma, begon te schrijven voor Bannons Breitbart News en werd op haar 25ste naar het Witte Huis gehaald. The Intercept noemde Hahn ‘een case-study in extremisme’.

Ook een speciale vermelding waard is Michael Anton, die naar eigen zeggen een ‘spirituele oorlog’ voerde voor de regering-Trump (voor hij werd ontslagen uit Trumps Nationale Veiligheidsraad). Anton groeide op in de extreem progressieve surfstad Santa Cruz en studeerde daarna aan de University of California in Berkeley, in rechtse kringen synoniem voor links-extremisme. Zijn rechtse inborst verhardde snel, omdat hij linkse types zag rellen in de stad, en omdat iemand ‘Sieg heil’ tegen hem zei omdat hij achter een informatietafel van de Berkeley Republicans zat. Hij ging promoveren aan de conservatieve Claremont University, werd bekend als dandy (hij zou later The Suit: A Machiavellian Approach to Men’s Style publiceren) en begon Strauss te lezen. Later werkte hij voor Rudy Giuliani en George W. Bush.

In 2016 baarde Anton tweemaal opzien met essays in de Claremont Review of Books onder het pseudoniem Publius Decius Mus. In het eerste verdedigde hij, ter ondersteuning van Trumps verkiezingsslogan, het America First Committee, een openlijk pro-Duitse club die de VS uit de Tweede Wereldoorlog probeerde te houden. Het tweede essay, The Flight 93 Election, werd snel berucht. Voor Amerika was het gevaar van immigratie en doortrapte elites zo urgent geworden, stelde Anton, dat de situatie was als in United 93, het gekaapte vliegtuig dat op 11 september 2001 in een veld stortte nadat passagiers de terroristen hadden aangevallen. ‘Bestorm de cockpit of sterf’, schreef Anton. ‘Je kunt alsnog sterven. Jij – of de leider van jouw groep – komt misschien de cockpit in en weet niet hoe hij het vliegtuig moet besturen of landen. Er zijn geen garanties. Behalve een: als je het niet probeert, is de dood zeker.’

Deze analogie maakte zo’n indruk in rechtse kringen dat Peter Thiel de identiteit van Anton achterhaalde en hem bij het Witte Huis aanbeval. De vergelijking is sindsdien in conservatieve en extreem-rechtse kringen populair gebleven. Het is het waard om bij stil te staan. In Ronald Reagans tijd betekende ‘het land redden’ voor rechtse Amerikanen nog ervoor zorgen dat het land niet moreel afdreef. De huidige voorstelling van zaken is veel grimmiger. In Antons optiek mag geen enkel terrein meer worden prijsgegeven, omdat dit via rasonderwerping de dood van de VS zal betekenen. Elke verkiezing is in feite een Flight 93-election geworden.

Nu is er iets met dit hele verhaal, de obsessie van Republikeinen met Californië en hun angst voor de toekomst, dat in werkelijkheid anders ligt dan hierboven beschreven. En dat zijn de cijfers over de bevolkingssamenstelling van de VS. ‘Het verhaal van de naderende witte minderheid klopt niet’, zegt demograaf Dowell Myers van usc. ‘Het nationale censusbureau gebruikt niet één, maar zes definities van ras, en houdt voor elk de trends bij. Een van die definities lijkt op wat in de VS de ‘one drop rule’ heette: als iemand ook maar één druppel Afrikaans bloed in zijn stamlijn had, was die persoon niet wit. Dat was een racistische wet in sommige voormalige slavenstaten, die leek op hoe de nazi’s naar ras keken. De voorspellingen over een witte minderheid zijn op die definitie gebaseerd. Alleen volgens die definitie daalt de witte bevolking van de VS zo snel. Voor politiek nut, en omdat het een sensatieverhaal is, worden steeds de trends volgens die definitie aangehaald en verspreid.’

‘Die strenge regel sluit helemaal niet aan op hoe mensen zichzelf en ras beleven’, zegt Myers. ‘Er zijn in de VS steeds meer mensen met een gemengde achtergrond. Een kwart van de Latino’s en Aziatisch-Amerikanen trouwt met iemand van een ander ras, meestal wit. Iemand als Ted Cruz, een leidende Republikein, heeft een Cubaanse grootvader, Jeb Bush heeft een Mexicaanse vrouw. Niemand vindt dat Ted Cruz of de kinderen van Jeb Bush niet wit zijn. Als je mensen vraagt met welk ras ze zich identificeren, en je kijkt naar die cijfers, dan daalt de witte bevolking van de VS helemaal niet, ook niet in Californië. Maar bovendien is het voor de meeste mensen in hun dagelijks leven niet belangrijk. De demografische veranderingen hebben niet tegengehouden dat Californië politiek progressief is geworden, omdat veel Californiërs Latino’s kennen en tegenkomen, en zich comfortabel voelen in een multi-etnische omgeving. Maar studies tonen aan dat als je mensen een abstract verhaal laat lezen met cijfers over het dalen van hun etnische groep, ze boos en bezorgd reageren, ook al herkennen ze het niet in hun eigen leven. Dat gebeurt nu in de VS op nationale schaal. In staten met de minste migranten is de angst het grootst. De witte neergang is een mythe die wordt gecultiveerd.’

Het is wel een mythe die werkt. In Texas, de ‘Lone Star State’, werd een paar maanden geleden de bumpersticker ‘Don’t California My Texas’ gesignaleerd. De sticker is nu ook verkrijgbaar voor Arizona, Colorado, Nevada, Alaska, Virginia en binnenkort ongetwijfeld de hele VS. Het is een curieuze wending voor een staat die zijn hele bestaan de ultieme belofte is geweest van de Amerikaanse droom, gelegen aan het einde van het Westen, de meest mythische bestemming voor kolonisten, goudzoekers en hele generaties jonge Amerikanen. Maar zoals Michael Anton stelde: the promise of California has soured.