
Als u zich had voorgenomen ooit nog een keer naar Cuba te gaan, dan wordt het tijd dat u een beetje opschiet. Tenminste als u nog met eigen ogen die retro-wereld van de jaren vijftig wilt bekijken met zijn fantastische antieke auto’s. Of die eng lege winkels, het handelsmerk van het communisme klassieke stijl. Of als u meer ideologisch bevlogen bent (geweest) en nog een keer wilt genieten van het revolutionaire paradijs voor dit definitief ten onder gaat. Rennen, hoor, want binnen afzienbare tijd is dit allemaal verdwenen en is Cuba omgevormd tot een doorsnee tropisch vakantie-eiland.
Er is een complete invasie van Cuba op gang gekomen nu de relatie met de VS weer bijna normaal aan het worden is. Kunstenaars, politici en zakenlieden van heinde en verre maken hun opwachting in Havana. Niemand lijkt de boot te willen missen nu het kapitalisme op het punt staat zijn herintrede te doen. Tegelijk overspoelen de Amerikaanse toeristen het eiland, waar ze een halve eeuw niet naartoe mochten van hun eigen regering. En dit is nog maar het begin.
Frank del Río, de Cubaans-Amerikaanse president van Norwegian, een van de grote cruisebedrijven in de Verenigde Staten, belooft dat het niet lang meer duurt voor zijn schepen Cuba opnemen als een vaste aanlegsteiger op de Caribische cruises: ‘Cuba is geschapen voor cruiseschepen, want het heeft alle natuurlijke voordelen en de cultuur om tienduizenden reizigers te ontvangen.’ Er moet uiteraard nog wat gedaan worden aan de infrastructuur van de havens en de hotelcapaciteit, maar die komen vanzelf.
Er liggen al een paar jaar van die varende megahotels uit andere landen in de dokken vlak achter La Habana Vieja, het oude koloniale hart van de hoofdstad, maar het feest begint natuurlijk pas echt wanneer de Amerikanen komen. Carnival Corp, de grootste cruiseonderneming ter wereld, heeft aangekondigd vanaf mei 2016 op Havana te gaan varen. Die trips zullen worden uitgevoerd door Fathom, het curieuze nieuwe vlootonderdeel dat gespecialiseerd is ‘in cruises voor mensen die op de plaats van bestemming vrijwilligerswerk gaan doen’. Op deze manier omzeilt het bedrijf de nog altijd van kracht zijnde economische blokkade op grond waarvan het Amerikaanse burgers verboden is simpelweg als toerist naar Cuba te gaan.
Het vrijwilligerswerk van de nieuwkomers zal waarschijnlijk beperkt blijven tot het vrijwillig geld uitgeven tijdens een of meer etmalen sightseeing in die tropisch-socialistische retro-wereld. Voor de deur van Hotel Nacional, het emblematische hotel aan de rand van de Malecón, staan de Cadillacs uit de jaren vijftig, gespoten in glimmend turquoise en kauwgomroze, klaar voor een tour terug in de tijd voor 25 dollar per uur.
De Cubanen staan te trappelen van ongeduld in de hoop dat met de komst van Amerikaanse toeristen en Amerikaanse bedrijven ook eindelijk de consumptiegoederen aan land komen die al een halve eeuw schitteren door afwezigheid. De consumptiemaatschappij zal onvermijdelijk haar intrede doen, en tegelijk zal de toch al groeiende sociale ongelijkheid duidelijker aan de oppervlakte komen. En de oude Fidel Castro (hij is vorige maand 89 geworden), die weliswaar na zijn opstappen wegens ziekte teruggetrokken leeft maar nog altijd een flinke invloed op zijn broer Raúl heeft, mag het allemaal nog meemaken: de terugkeer van het kapitalisme. Al blijft hij wel mokken, zoals onlangs bleek in een van zijn geregeld gepubliceerde ‘overpeinzingen’: ‘Ik vertrouw de politiek van de VS niet en ik heb ook geen woord met ze gewisseld.’

De nu op gang gekomen invasie is een soort omgekeerde van die begin jaren zestig toen intellectuelen aller landen het wonder van de verse Cubaanse revolutie kwamen aanschouwen en ondersteunen. Toen Cuba werd platgelopen door de Sartres en de Mulishen om de nieuwe linkse helden Fidel Castro en Che Guevara te ontmoeten. De huidige invasie heeft inhoudelijk misschien meer gemeen met die van de jaren vijftig, toen Cuba het belangrijkste uitgaanscentrum van de Amerikanen was, met zijn casino’s, nachtclubs, cabarets, drugs en hoeren.
De Cubamania is opgelaaid als in die vervlogen dagen. Wie laten zoal hun gezicht zien op het eiland? De om onbekende reden wereldberoemde Paris Hilton, die zich liet fotograferen voor het Habana Libre, het voormalige Hilton Hotel dat door haar opa was geopend in de tijd van dictator Fulgencio Batista. Beyoncé en Jay Z waren er om de verjaardag van hun huwelijk te vieren (en kregen thuis bijna een proces aan de broek wegens illegaal bezoek aan een vijandelijke natie). Tv-presentator Conan O’Brien nam onlangs in Havana de eerste Amerikaanse late night show in een halve eeuw op en beklemtoonde dat hij deel uitmaakte van ‘de eerste golf’ van Amerikaanse reizigers naar Cuba. La Guarida, een van de beroemdste paladares van Havana, geeft een beknopt overzicht. Het halletje van het immens populaire privé-restaurant in een bouwvallig pand is behangen met foto’s van wereldsterren die er aten: Jodie Foster, Will Smith, Danny Glover, Kevin Spacey, Naomi Campbell en Jack Nicholson, om er maar een paar te noemen.
Het zijn echter niet alleen de sterren uit de amusementssector die het eiland plat lopen. De politici blijven niet achter. Er gaat bijna geen week voorbij zonder dat er Amerikaanse senatoren als Patrick Leahy of afgevaardigden als ex-House-voorzitter Nancy Pelosi worden gesignaleerd. Om te voorkomen dat hun bezoek onopgemerkt blijft, paraderen ze steevast even door de fotogenieke straatjes van La Habana Vieja waar ze altijd wel door een toevallig aanwezige fotograaf worden betrapt.
De politici komen hand in hand met de zakenmensen, want die zien Cuba als een potentiële goudmijn voor de nabije toekomst en willen de boot niet missen nu de mogelijkheid bestaat dat het Amerikaanse embargo tegen de enige overgebleven communistische staat van het westelijk halfrond wordt opgeheven. In feite wordt er al een hele hoop handel gedreven tussen Cuba en de VS en is het embargo vooral nog een verbale kwestie, vooral voor de politieke diehards in de VS van Cubaanse afkomst zoals de bijzonder rechtse Republikeinse presidentskandidaten Marco Rubio en Ted Cruz. Sinds enkele jaren geleden de directe vluchten vanuit enkele Amerikaanse steden geïntroduceerd werden, brengen de Cubaanse Amerikanen ladingen consumptieartikelen mee wanneer ze hun familie komen opzoeken. In de oude aankomsthal van het vliegveld José Martí arriveren ze met vrachtladingen platbeeldtelevisies en andere elektronica. De autoriteiten vinden het best, er moet bij de uitgang alleen een excessieve invoerbelasting betaald worden.

Maar sinds 17 december, toen Barack Obama en Raúl Castro bekend maakten dat de betrekkingen hersteld zouden worden, is het hek van de dam. Rodrigo Malmierca Díaz, minister van Buitenlandse Handel en Investeringen, raakt overwerkt door alle buitenlandse delegaties die hem willen spreken. De ene dag is het Andrew Cuomo, de gouverneur van New York, met een forse groep Amerikaanse zakenmensen, de andere dag de Spaanse staatssecretaris van Handel. Spanje heeft vooral op het gebied van toerisme in de voormalige kolonie al een forse voorsprong op de concurrentie. De VS-ambassade is heropend en ook de Verenigde Arabische Emiraten hebben een ambassade geopend, net als de Solomon Eilanden, een van die ministaatjes die veel verdacht geld uit de hele wereld huisvesten. De Franse president François Hollande maakte in het voorjaar zijn opwachting in Havana, een paar dagen na de Nederlandse minister Bert Koenders.
De Cubanen in de diaspora ruiken ook hun kans. Ze sturen aanzienlijke sommen geld naar familie op het eiland om grond en huizen te kopen. Die hopen ze binnen afzienbare tijd met een dikke winst aan Amerikanen door te verkopen. Officieel kunnen Cubanen uit het buitenland niets kopen op het eiland, maar ze gebruiken familieleden als stroman.
De ‘dooi’ of ‘détente’, termen uit de eindtijd van de Koude Oorlog, vindt alom plaats en je moet wel gek zijn om niet de mogelijkheden te gaan onderzoeken. Sommigen spreken zelfs over Cuba als het nieuwe El Dorado, waar de jacht op goud gaat beginnen. Dat klinkt raar want er valt helemaal niets te halen in Cuba. Maar des te meer valt er te brengen. Het eiland van de revolutie is feitelijk een maagdelijk gebied, waar voor iedereen geld te verdienen valt: er is zo goed als niets. De steden staan op instorten, alleen het koloniale Habana Vieja is opgeknapt, het ernaast gelegen centrum van de hoofdstad biedt de aanblik alsof het gisteren is gebombardeerd. De winkels zijn leeg, voorzieningen bestaan niet.
En er is geen geld. Alleen het deel van de Cubanen dat met het buitenlandse toerisme in contact komt, heeft geld, convertibele pesos (de plaatselijke variant van de dollar) of Amerikaanse dollars. Plus de Cubanen die altijd mochten reizen en geld in deviezen verdienden: sporters, kunstenaars, diplomaten, artsen, die hebben wat kunnen sparen en willen nu investeren. Maar over de hele linie is er geen intern spaartegoed. Het regime raamt dat voor de allereerste ontwikkeling zeker twee miljard dollar per jaar aan buitenlandse investeringen en leningen nodig zijn.

Het feit dat Obama Cuba heeft geschrapt van de lijst van terrorismevriendelijke landen opent de deur naar leningen van de Wereldbank. Zelfs de eerste functionarissen van het Internationaal Monetair Fonds zijn op het eiland gesignaleerd. Fidel Castro keerde het imf en de Wereldbank in 1964 de rug toe. Cuba kan niet terecht bij de Interamerikaanse Ontwikkelingsbank omdat het in 1962 op instigatie van de VS uit de Organisatie van Amerikaanse Staten is gezet. Terugkeer in de schoot van de oas is nu denkbaar. Raúl Castro is met de dag meer genoodzaakt nieuwe geldschieters op te sporen. Sinds de eeuwwisseling was het de bijna gratis Venezolaanse olie van Hugo Chávez die de Cubaanse economie redde van de verdrinkingsdood. Nu Venezuela zelf in diepe crisis is beland, valt van die kant weinig meer te verwachten.
Eén belangrijk ding is er wel op het eiland: een zeer hoog opgeleide bevolking. Taxichauffeurs, obers, nachtportiers, het is moeilijk er een te vinden die niet een universitaire studie heeft afgerond. In Cuba hebben zelfs de hoeren een academische graad, liet Fidel Castro zich ooit ontvallen in een rechtstreekse tv-uitzending. De officiële lijn is dat de revolutie prostitutie met wortel en tak heeft uitgeroeid, hoewel iedereen weet dat het sekstoerisme al sinds de jaren tachtig een van de schaarse bloeiende sectoren is.
Decennia lang waarschuwde het regime voor de op handen zijnde invasie van de imperialisten, die de mislukte landing in de Varkensbaai van 1961 nog eens dunnetjes over wilden doen. Nu de invasie werkelijkheid is geworden ziet die er totaal anders uit. Die komt over het net, bijvoorbeeld. Netflix is al present, met een maandabonnement voor zeven euro. Dat is alleen goed voor mensen die thuis een internetverbinding hebben, en dat zijn er nog maar weinigen, zo’n drie procent van de bevolking. Maar de gelukkigen delen hun positie graag en maken van hun huis een soort straatbioscoop. En de handel in illegale dvd’s is allang massaler dan in bijvoorbeeld Mexico, dat een naam heeft op dit gebied.
Bovendien is een betere toegang tot het internet heel langzaam onderweg. Er zijn zelfs wifi-punten geopend in zestien steden, waar iedereen voor twee dollar per uur het net op kan. Dat is extravagant gezien het gemiddelde maandinkomen van twintig dollar. Steeds meer Cubanen ontvangen echter niet alleen geld van familie in de VS, maar ook smartphones en tablets.
Iedereen wil naar Cuba. Sinds begin dit jaar is het aantal Amerikaanse toeristen met bijna vijftig procent gestegen en uit de rest van de wereld met twintig procent. Dat zal nog groeien, want veel mensen beschouwen het als de laatste kans om het Cuba zoals dat nu bestaat te zien. Voor je het weet zit ook op Cuba op iedere straathoek een Burger King en een Starbucks.
Meer dan een derde van de Amerikaanse toeristen moet ook nu nog via derde landen als Canada of Mexico reizen om de reisbeperkingen van Washington te omzeilen. Officieel blijft reizen naar Cuba voor toeristische doeleinden verboden, maar het ministerie van Financiën, dat gaat over de reisrestricties, knijpt een oogje dicht sinds de door Obama afgekondigde détente. Het is nu veelal afdoende dat de reizigers op een speciaal formulier verklaren dat ze een ander doel hebben dan toerisme, zoals ‘ik ga de Cubaanse bevolking helpen’, ‘professioneel onderzoek’ of ‘familiebezoek’. Wat de regering-Obama in feite wil is dat er zoveel mogelijk Amerikanen naar Cuba reizen ‘to open up’ het communistische regime.

Bij de invasie heeft zich ook een trekpleister van superformaat aangesloten: paus Franciscus. De paus wordt beschouwd als een van de drijvende krachten achter het herstel van de betrekkingen van Cuba met de VS. De Argentijnse Jezuïet valt goed bij de op Jezuïetenscholen opgevoede communistische president Raúl Castro, die bijzonder in zijn nopjes was na zijn bezoek aan het Vaticaan in mei: ‘Als deze paus zo doorgaat, ga ik weer bidden en keer ik terug in de kerk. En dat is geen grap.’ Franciscus komt op 19 september naar Havana en een dag later draagt hij de mis op op het enorme Plaza de la Revolución, het heilige plein dat decennia lang was gereserveerd voor El Comandante Fidel en zijn onmenselijk lange toespraken. Tijdens de mis zal de paus oog in oog staan met het gigantische portret van zijn landgenoot Che Guevara.
Veel Cubanen, ook binnen de gematigde oppositie, ventileren al jaren als hun grote angst een complete kapitalistische invasie waarin buitenlanders, de Miami-Cubanen voorop, alle geprivatiseerde huizen, ziekenhuizen en universiteiten opkopen en de dictatuur van het proletariaat domweg wordt vervangen door de dictatuur van de markt.
De sociale utopie is al met rasse schreden aan het veranderen in de utopie van het kapitaal. ‘Het castrisme gaat naar de beurs’, grapt de dissident Manuel Cuesta Mora, woordvoerder van de sociaal-democratische partij Arco Progresista. ‘Mondiaal revolutionair links verlaat Cuba bijna in het geniep en weigert de strijd aan te binden met het binnenvallende kapitalisme.’ Cuesta heeft zijn bedenkingen. Wat staat te dringen is het grootkapitaal, en dat is niet noodzakelijkerwijs geïnteresseerd in democratie.
Raúl Castro voelt wel wat voor het Chinese of het Vietnamese model die economisch kapitalisme paren aan communistische democratie: ‘Chinese bewijzen te over om aan te tonen hoe de afwezigheid van rechten verandert in een basisvoorwaarde voor de intense en snelle bloei van een bepaald soort kapitalisme.’ Cuesta verwijst naar het eerste experiment van de Cubaanse overheid, samenwerking met buitenlands kapitaal halverwege de donkere jaren negentig: ‘Met dat eerste consumptiekapitalisme vestigden kapitaal en regering een model van economische apartheid. Dat was de tijd dat de Cubanen geen enkel hotel mochten binnengaan.’
Het is wellicht de droom van veel Amerikaanse zakenmensen die Cuba nu platlopen: een eiland vol dure hotels, golfbanen en shopping malls. Zoals zoveel andere eilanden in de Cariben. Misschien zelfs een kopie of een bijkantoor van Miami, zoals in de jaren voor de revolutie.
Maar die droom houdt veel Cubanen juist uit hun slaap. Natuurlijk snakken ze naar consumptiegoederen en een verbetering van de treurige levensstandaard. Maar tegelijk maken ze zich zorgen over het mogelijk verdwijnen van de sociale verworvenheden als gratis onderwijs en gezondheidszorg. Cuesta spreekt ook over de angst dat het nieuwe Cuba uiteindelijk gewoon niet meer zal zijn dan al die andere arme landen in de wereld: ‘De Cubanen weten dat als wij ten prooi vallen aan het kapitalistische systeem, wij zullen zijn als de Dominicaanse Republiek of Mexico, niet als Zweden, niet eens als Spanje. Met dat perspectief voor ogen is mijn conclusie eenvoudig: beter dit socialisme met al zijn gebreken.’
Fidel Castro Ho/AFP
Beeld: 1) Winkel in Santiago de Cuba, 2008 - Jerome Sessini / Magnum / HH; 2) Malécon, Havana’s boulevard, 1998 – Magnum / HH; 3) Trinidad, Plaza Mayor, 1993 – Rene Burri / Magnum / HH; 4) Santiago de Cuba, 2008 – Alex Webb / Magnum