Literatuur heeft het zwaar, schreef de geslepen krant van genuanceerd Nederland bij het begin van de Boekenweek op zijn voorpagina.

Volgde een betoog waarin becijferd werd welke genres binnen de ‘boekenbranche’ het wel goed doen (vertalingen, nonfictie over beroemde mensen) en hoe dat komt (door de televisie). Vervolgens werd de komst van een computermodel aangekondigd dat slecht presterende manuscripten zal opsporen voordat ze de kans krijgen om te worden uitgegeven. Alle eigenschappen van een verhaal worden in de nabije toekomst geïnventariseerd en aan een algoritme onderworpen waarin succesfactoren van eerdere publicaties, zoals de verhaallijn en de lezersreacties, zijn ondergebracht.

‘Als je straks een manuscript in de machine stopt, kun je de recensie schrijven zonder het gelezen te hebben’, zegt een uitgever opgetogen. Hij voegt eraan toe dat het niet gaat om het voorspellen van bestsellers maar alleen om het vroegtijdig elimineren van het onkruid dat worstseller wordt genoemd. Dat is natuurlijk onzin: wie de don’ts kent, leidt er de do’s uit af.

Worstseller. Het woord doet me denken aan de manier waarop al in de vorige eeuw de directeur van een prominente literaire uitgeverij zijn werk karakteriseerde, namelijk net als dat van ieder ander bedrijf dat van halffabricaten een aantrekkelijk eindproduct dient te maken. ‘Varkens in, worsten uit.’

Ik ga hartstikke met mijn tijd mee, ik ben absoluut modern, dus verwacht van mij geen woedend protest tegen onderzoek naar het DNA van de literatuur en de aangekondigde eugenetica. Die is veel minder erg dan het tegengaan van de verdunning van het volkseigene – een gedachte die er overigens wel enige verwantschap mee vertoont.

Ja, schrijven is ploeteren, ­monnikenwerk, maar monniken verwachten geen dank en talen niet naar roem

Ik verheug me juist op het algoritme. Niet alleen uitgever De Bezige Bij is betrokken bij het pilot project, het wordt ook door de overheid ondersteund via het Huygens Instituut en de Koninklijke Bibliotheek. Ik ga er dus vanuit dat het resultaat, de onderzoeksmethode, straks open source beschikbaar is en dat iedere schrijver en iedere lezer er thuis mee aan de slag kan.

Dat worden heerlijke avonden aan de keukentafel. Of ik mijn eigen werk aan het model onderwerp? Dat weet ik nog niet. Het zou wel eens te confronterend kunnen zijn. Maar ik heb wel plannen met de verhalen van anderen.

Dat boek over een man die een veertienjarig meisje meeneemt op een tocht door Amerika omdat hij verzot is op haar lijfje. Iets met iemand die denkt dat hij een ridder is en dan windmolens gaat bestrijden maar het is niet Dion Graus want dan was het geen fictie. Een stel tuberculosepatiënten in een hotel en er gebeurt eigenlijk niks behalve dat ze met elkaar praten. Benieuwd of dat nou goede of slechte worsten zijn.

Het hele project is uiteraard bedoeld om een betere wereld te scheppen voor ons allemaal. Het is rationeel en ik vermoed dat het alleen bedacht kan worden door heel gezonde, praktische mensen: verander de bestanddelen waaruit de literatuur is opgebouwd en alle problemen waar ze zich mee bezighoudt, waar ze een gevolg van is, worden in één moeite door opgelost. Woorden weg, conflicten verdwenen. Ook is het goed voor de economie.

Het houdt alleen geen rekening met de kleine minderheid van niet zo gezonde en doorgaans onpraktische mensen, een groep waartoe naar mijn waarneming de meeste schrijvers toch wel behoren. Ze gaan het hele jaar onbekend en onbemind door het leven, het hoofd gebogen, bitter over het uitblijven van wereldroem en kaartjes voor het Boekenbal, alleen met dat laatste komen ze dan soms weer wel in het nieuws. Toch zijn ze niet geneigd om een recept voor succesvolle worstenbroodjes toe te passen. Liever nog zien ze hun boeken in de ramsj en treden ze een enkele keer op in een halfvol zaaltje vol hardhorende bejaarden. Maar klaag dan ook niet. Literatuur heeft het altijd ‘zwaar gehad’. Straks is dat, kennelijk, meer dan ooit een keuze.

Jaren geleden kocht ik op straat in Tanger een beduimeld boek met de titel My Place in the Bazaar. (Ik verzin dit niet.) Het is van de hand van Alec Waugh, de oudere broer van de veel bekendere Evelyn, en bevat een keuze uit zijn reisverhalen. In het voorwoord vertelt hij dat hij als zeventienjarige scholier zijn debuut schreef, dat een enorm schandaal veroorzaakte en een groot succes werd. Maar toen dat gebeurde stond hij al in de loopgraven van de Grote Oorlog en had hij wel iets anders aan zijn hoofd. In de 45 jaar die volgden publiceerde hij meer dan veertig titels, vrijwel allemaal worstsellers. De toon van dat voorwoord is niettemin zeer opgewekt. Alec Waugh vindt dat hij dankzij de schrijfmarkt een heerlijk leven heeft gehad. Sinds ik dat las probeer ik die gedachte vast te houden: ja, schrijven is ploeteren, monnikenwerk, maar monniken verwachten geen dank en talen niet naar roem. En wie afziet van het uitgeversalgoritme neemt dus zelf de verantwoordelijkheid voor een goed humeur.