
In 1994 werd de vijftigste sterfdag van Piet Mondriaan herdacht. Vanwege dat gebeuren zat ik op een goede dag in Rome bij Jannis Kounellis. Als een kunstenaar dood is en dus tot het verleden behoort, is het goed bij andere kunstenaars die nog leven en aan het werk zijn, te gaan vragen wat PM voor hen betekende. Een kunstenaar is pas echt groot als zijn werk voortleeft in de kunst van de levenden. Dus wij hadden bedacht om bij enkele kunstenaars langs te gaan om naar collega Mondriaan te vragen en daar een televisiefilm over te maken. Regisseur was Hank Onrust. Ik deed de gesprekken.
Al pratend met Kounellis, in het grijze licht van zijn atelier, haalde hij ineens ook de schilder Munch erbij en de zware, slepende kleuren in diens schilderijen. Achteraf begrijp ik waarom dat gebeurde. Ik denk dat ik te pontificaal was begonnen met de onvermijdelijkheid te opperen van Mondriaan in de moderne kunst. Dat was zwaar voor iemand als Kounellis, die veel dromerig moest nadenken om dan iets te kunnen maken. Wij hadden het over de grote Mondriaan, maar hij dacht: en Munch dan? Hij wilde het gewicht van het gesprek verleggen. Bij Mondriaan is a es recht en bij Munch is a es rond. Dat zei hij. Het was de spijker op de kop. Hoezo Mondriaan onvermijdelijk?
Ik denk vaak aan dit gesprek. Waarschijnlijk heb ik het er eerder over gehad. Ik spits het nu toe. Uiteindelijk zijn lijnen of recht of gebogen of een combinatie van die twee. Zo begint elke figuratie. Nu kijk ik naar een prachtig schilderij van Rob Birza uit een nieuwe serie Floating Circles van dit jaar. Het is een melange van cirkels – dat wil zeggen, van omtrekken van cirkels, dus eerst van ronde lijnen. Twee formaten cirkels zijn het die nu, geheel zoals het uitkomt, vrijelijk over en door elkaar heen drijven. Er komt geen schema aan te pas. Ik zou zeggen dat de drift van cirkels in het midden van het schilderij begonnen is, als dat geen verbeelding is. Daar komt dan een samenhang vandaan die je ook ziet bij kringen die zich verspreiden in glad water als je er een steen in gooit. Ik beweer niet dat Birza naar zulk gekabbel heeft zitten kijken – wel dat hij geduldig kijkt naar wat er gebeurt in het schilderij als het ontstaat. Dat schilderen is een handwerk.
Ik weet dat Birza deksels bewaart van verschillende maten verfbussen. Hij spant linnen plat op een tafel. Daarover schuift en verplaatst hij ronde deksels heen en weer en over elkaar en met potlood maakt hij omtrekken van de cirkels. In deze Floating Circle gaat hij, met afwisseling van de twee maten, aan de slag tot de rechthoek vol is. Dat leidde eerst tot, omdat alles over elkaar lag, een lineair web van cirkels en segmenten van cirkels. Aan die veelheid van vormen werd een beperkt aantal kleuren toegevoegd. Als verf gebruikt Birza hier ei-tempera. Dat levert zachte, volle kleuren die tegelijk dun van gewicht zijn. Zo ontstond geleidelijk, als muziek, deze melange van betoverende kleur als een sluier.

Hoewel het schilderij een verwerking is van maar twee cirkelmaten is het patroon verrassend rijk. Intussen zijn de kleuren in toon met elkaar verwant. Het zijn gedempte pastelkleuren die in elkaars buurt liggen. De segmenten van vorm verbinden zich gelijkmatig met elkaar. Als vorm én kleur vloeien ze als kalme golven in elkaar over. Dat komt ook doordat heel hun morfologie van de ronde cirkel is afgeleid.
In de buurt van Floating Circles zie ik van Steven Aalders een strak geregeld schilderij van drie rechthoeken in drie kleuren. Boven een rode rechthoek. Daaronder een even grote maar staande rechthoek blauw. Daarnaast en half zo groot een gele rechthoek. Deze vlakverdeling is zo simpel en overzichtelijk als een en twee drie is. In Aalders’ schilderij, Phi (RYB), zijn de verhoudingen afgeleid van de Gulden Snede. Maar interessanter is het om te zien hoe het oppervlak eruitziet. De rechthoeken raken elkaar haarscherp. Ze zijn recht geschilderd in olieverf. De kleur is heel helder. De vlakken komen bij elkaar en raken elkaar bijna voorzichtig – en vormen zo samen het schilderij. Daardoor zit er in het schilderij ook een ruimtelijke werking naar buiten. Het werk is meeslepend omdat het expansief is.
Eerder noemde ik het schilderij van Birza betoverend. Anders dan rechte lijnen die strakke delingen teweegbrengen, hebben cirkels de neiging optisch in elkaar te draaien. De beweging in Floating Circles is een betovering binnen de lijst van het schilderij. Met cirkels is er nog iets: het zijn ook ronde vormen van een vierkant. In Birza’s schilderij voel je dat in het metrum van zijn melange. Daar zit toch Mondriaan nog in.
Overigens drukte Kounellis zich onhandig uit toen hij zei dat bij Munch alles rond was. Hij bedoelde dat in de schilderijen van Munch de lijnen alsmaar buigen en dat er maar weinig recht staat. Ze buigen wonderschoon.
PS De nieuwe schilderijen van Rob Birza hangen nog een tijdje in Willem Baars Projects in Amsterdam